3.21 Andere dag, zelfde waanzin

Photo by Arthur Oscar

Scroll this

Om 02:00 fietste ik richting Brit. Ik wist niet zeker of ze nog wakker was, maar ze woonde dichtbij en ik had nog niet het gevoel dat ik kon slapen. Er stroomde enkele glazen witte wijn door mijn aderen en genoeg nicotine om een kind te doden.  

Tien minuten later stond ik voor haar deur en besloot om toch eerst haar te bellen in plaats van aan te bellen. 

De telefoon ging een paar keer over en uiteindelijk hoorde ik een slaperige stem aan de andere kant van de lijn. 

‘’Bob?’’ 

‘’Brit! Ben je nog wakker?’’ 

‘’Nu wel. Hoezo?’’ 

‘’Ik sta, een soort van, voor jouw deur.’’ 

Brit was even stil. 

‘’En waarom sta jij, een soort van, voor mijn deur?’’ 

‘’Omdat ik nog niet kan slapen.’’ 

Ze lachte. 

‘’Je bent echt een karakter, Bob. Wist je dat?’’ 

‘’En laat je dit karakter ook binnen of laat je hem sterven in de kou?’’ 

Het was opnieuw stil. 

‘’Bob, ik heb morgen een tentamen. Zeg maar vroeg.’’ 

‘’Dat is dus een nee?’’ 

Ik voelde Brit twijfelen maar uiteindelijk had ze haar keuze gemaakt. 

‘’Ik kom eraan. Maar blijf alsjeblieft niet te lang oké?’’ 

‘’Ik zou niet durven.’’ 

En zonder verder nog iets te zeggen hing ze op. 

Een paar minuten later deed Brit de deur open. Ze had geen broek aan, droeg een oud versleten T-shirt en haar haar zat wild. Ze knikte een keer naar mij en vroeg: ‘’Kom je binnen?’’ 

Dus ik rende als een kind naar binnen.  

Brit liep, al in haar ogen wrijvend, achter mij aan en eenmaal op haar kamer ging ze weer in haar bed liggen. 

‘’Waar kom jij eigenlijk vandaan?’’ 

‘’Ik heb gewerkt.’’ 

‘’Je had toch geen baantje?’’ 

‘’Nee, klopt. Maar nu wel, was meer meekijken zeg maar.’’ 

‘’En daarvoor kom je helemaal naar mij toe, om dit te vertellen?’’ 

Ik haalde mijn schouders op. 

‘’Wil je een schouderklopje, Bob. Is dat de reden dat je hier bent?’’ 

‘’Daar zeg ik nooit nee tegen.’’ 

Brit lachte lichtjes en bleef mij aankijken. Ze stond op het punt iets te zeggen maar toen begon mijn mobiel te trillen. Ik pakte de telefoon uit mijn broekzak en zag dat het Damian was. 

Ik keek Brit aan en zei: ‘’Ik moet dit even oppakken.’’ 

‘’Waddup?’’ 

‘’Boooob!’’ 

‘’Wat is er, Damian?’’ 

‘’Hee, ik was je vergeten iets te zeggen.’’ 

‘’Ben je dronken?’’ 

‘’Een beetje, maar dat doet er niet toe. Wat doe je zaterdag?’’ 

‘’Niet veel.’’ 

‘’Oké, nu wel. Want ik geef een feestje.’’ 

‘’Omdat je bent toegelaten?’’ 

‘’Yes sir.’’ 

‘’Cool.’’ 

‘’Je moet.’’ Damian pauzeerde voor een seconde maar al snel werd de stilte gevuld door een luidde hik. ‘’Het.., ooowh fuck, wacht even.’’ 

‘’Wat ben je allemaal aan het doen?’’ 

‘’Wacht.., wacht.’’ 

In zijn stem hoorde ik de, waarschijnlijk door alcohol gecreëerde, misselijkheid. Damian zei een poosje niets meer maar ik hoorde hem wel hard slikken. Al snel hoorde ik hem, vermoedelijk, naar de badkamer rennen. 

‘’Kan je me morgen niet even bellen, Damian?’’ 

Ondertussen keek ik naar Brit, die langzaam alweer in slaap aan het vallen was. Ik stond op en besloot om op de gang te bellen, zodat Brit kon slapen. Op de achtergrond hoorde ik Damian braken. 

‘’Bob… feestje… zaterdag… bij mijn…’’  

‘’Moet ik Kyra even voor je bellen?’’ 

‘’Die…. slaapt…’’ 

Ik moest lachen.  

Uiteindelijk was Damian niet meer in staat om woorden met mij te delen. Het was mij niet duidelijk of hij überhaupt zijn telefoon nog vasthad, of het gesprek gewoon totaal vergeten was. Maar tussen de braakgeluiden door zweerde ik dat ik hem kon horen lachen.  

Alsof hij ervan genoot dat ik trouw bleef aan het pact.  

Het was pas een minuut later dat ik opeens veel kabaal hoorde. Damian begon te schelden, vervolgens klonk er een harde plons en toen was het gesprek verbroken.  

Ergens genoot ik van zulke situaties. De compleet verkeerde, obscure gewoontes die ik met Damian had ontwikkeld. En braken was daar het kroonjuweel van. Ook al dronken wij structureel zoveel dat wij er zelf ziek van werden, het maakte niet uit. 

Want het braken was een symbool van onze vriendschap. Het droeg de betekenis dat, wanneer een van ons onderging, de ander mee zou gaan. Het was een bericht dat, hoe diep wij ook zouden zinken, de ander er altijd klaarstond om de consequenties samen te dragen.  

Voor de buitenwereld waren wij maar een stel rotjochies die ons bier niet konden verdragen maar in onze eigen wereld was deze roekeloosheid wat ons verbond.  

En, maar weinig mensen konden de waarde van dit pact begrijpen. 

Ik liep terug de kamer van Brit in, die ondertussen alweer sliep. Ik besloot mijn kleren uit te trekken en ging bij Brit in bed liggen. Ergens leek het erop alsof ze het had meegekregen, want toen ik eenmaal bij haar in bed lag schoof ze haar lichaam tegen het mijne aan. 

En uiteindelijk lag ik daar, sloot mijn ogen en ging slapen met een grote grijns.  

Vorige post Volgende post