3.2 Rock Bottom is beter met gezelschap.

Photo by Monica Figueras

Scroll this

De ochtend was exact hetzelfde als de dagen daarvoor.

Ik werd wakker om 11:00, pakte mijn pakje camel van mijn bureau af en ging in mijn onderbroek buiten roken. Na een karig ontbijt en twee koppen koffie kon ik weer de hele dag doelloos naar mijn laptopscherm staren terwijl ik nog meer koffie naar binnen werkte.

Ik zat vastgeroest in deze routine, en wat ik ook probeerde ik kon er niet uit komen.

Mijn mentale staat lag inmiddels op sterven, en hoeveel knuffels mijn moeder me ook probeerde te geven voor ze ’s ochtends naar haar werk ging, er was geen redden aan. Ik was tot de conclusie gekomen dat mijn leven toch niet beter zou worden. Soms kwamen er zelfs gedachtes over de dood voorbij flitsen. In mijn constante staat van somberheid en onrust begon ik erover te fantaseren. Het idee om het definitieve onbekende te betreden trok mij steeds verder aan. Vragen over het hiernamaals, betekenis van het leven en angst voor de dood werden mijn realiteit.

Elke keer nadat er zo’n gedachte voorbij was gevlogen vroeg ik mijzelf af hoe ik op dit punt was gekomen.

Ik bleef de schuld op Mia afschuiven maar hoe meer ik erover nadacht, hoe minder logisch het werd.

Ja, ze had mij vernederd, beledigd en vernietigd maar tegelijkertijd was dit geen normale reactie daarop.

Ik zat veel te diep in de put.

De enige logische reden waar ik op kon komen was dat door Mia de verstopte emoties van de Tilburgse zelfmoord naar boven kwamen. Bewust had ik er al weken geen aandacht aan geschonken en ergens was ik het ook compleet vergeten, op de sporadische nachtmerries na.

Tot Mia de kooien had geopend.

Als reactie had ik mijzelf volledig van de aardbodem verwijderd. Er was een obsessie in mij gekropen dat ik eerst deze dingen moest verwerken totdat ik weer in de buitenwereld kon functioneren. Ik reageerde niet meer op what’s apps, kwam het huis niet meer uit en de enige mensen die ik nog zag waren mijn ouders en mijn broer.

Totdat de bel ging.

In mijn onderbroek deed ik de deur open en zag Damian staan.

‘’What the fuck doe jij hier?’’

‘’Bobje! Ga je mee een beetje touren?’’

‘’Meh.’’

Zonder iets te zeggen gooide ik de deur dicht. Damian had dit schijnbaar verwacht want zijn voet stond al tussen de deur voor deze halverwege was.

‘’Ik had het misschien geformuleerd als een vraag, maar het was geen vraag.’’

‘’Ga lekker in je eentje man. Ik heb echt geen zin.’’

‘’Bobbie, volgens mij heb jij al dagen geen zin in iets. Dus verstop die prachtige onderbroek van jou in een broek, trek een shirt aan en ga even met mij rijden.’’

‘’Hoe kom je überhaupt aan mijn adres?’’

‘’Kyra.’’

‘’Huh?’’

‘’Kyra heeft het gekregen via Katie.’’

‘’Sinds wanneer hebben zij contact?’’

‘’Zaterdag. Ze zijn vriendinnen geworden ofzo. Ze zijn zelfs gaan lunchen en shit.’’

Voor een seconde twijfelde ik.

‘’Leuk voor ze.’’

Opnieuw probeerde ik de deur dicht te gooien, en opnieuw was Damian mij te snel af.

‘’Jij bent een irritante motherfucker, weet je dat?’’

‘’We maken ons zorgen om je, Bob. Ik, Kyra, Katie. De dames hebben mij op de missie gestuurd om even poolshoogte te nemen.’’

‘’Gast, er is niets om je zorgen over te maken.’’

‘’Het feit dat jij de deur opent in jouw onderbroek vertelt mij wat anders.’’

‘’Alsof jij nooit in jouw onderbroek rondhangt.’’

‘’Ga nou even mee, Bob. Ik heb de cabrio mee genomen. Je moet toegeven dat het met dit weertje veel beter is om in het zonnetje rond te touren dan in jouw eigen stank te vergaan.’’

‘’Je geeft me niet echt een keus, of wel?’’

‘’Nope.’’

Met een diepe zucht liet ik Damian binnen.

‘’Jij gaat je aankleden, Bob. Dan pak ik een kop koffie en rijden wij aan.’’

Zonder veel woorden te gebruiken stuurde ik Damian naar de keuken en liep ik mokkend naar boven. Eenmaal aangekleed stapten wij de auto in en begonnen te rijden. Damian zette een muziekje op en zo begon onze doelloze tocht. De eerste tien minuten brachten wij door in pure stilte. De wind blies door mijn ongekamde haren en de zon brandde op mijn gezicht. Ook in mijn hoofd baande een klein lichtstraaltje zich een weg door de donkere donderwolk.

Eerst reden wij lokaal een beetje rond, maar al snel werd de kilometerstand hoger en hoger, en voor ik het doorhad reden wij Limburg binnen. Hoe meer kilometers wij reden, hoe verder we de stilte achter ons lieten. We begonnen te praten. We vertelden verhalen. We maakten grapjes. Maar op geen enkel moment vroeg Damian wat er aan de hand was.

Het leek alsof het hem niet uitmaakte, hij had maar een missie en dat was mij helpen.

En, zonder die helpende hand wist ik niet waar ik geëindigd zou zijn.

Vorige post Volgende post