4.12 De vergaande vriendschap van een alcoholist en een stoner.

Photo by David Hauserman

Scroll this

Ik en Robert hadden geen zin om naar de stad te gaan. Hij was vermoeid van zijn baan en ik was vermoeid door alle onduidelijkheid. Samen fietste we naar het huis van zijn vader toe op de Geldropsedijk om een joint te roken.  

We wilden ons beide afsluiten van de drukte en de sociale waanzin, maar toch voelde het onnatuurlijk om plotseling weer met hem alleen te zijn. 

Een eeuwigheid geleden woonde hij nog bij mij in de straat en waren we beste maatjes. Maar door het leven, een scheiding en verschillende wegen waren wij uit elkaar gegroeid. 

Hij vond zichzelf in overmatig wiet gebruik, ik vond mezelf in overmatig alcohol gebruik.  

Hij wilde eenzaamheid, stilte en rust. 

En ik wilde drukte, chaos en een rookgordijn van mensen om mijn eenzaamheid te verbergen. 

We waren beide veranderd. 

Hij door de scheiding. 

Onze vriendschap door de afstand. 

En ik… 

Ik wist eigenlijk niet zo goed waardoor ik veranderd was, het enige wat ik wist was het feit dat ik veranderd was. 

Maar al die jaren van afstand, verandering en een chaotische puberteit kwamen pas weer naar boven toen ik met hem alleen was. Toen pas realiseerde ik me dat Robert voor een lange tijd een achtergrondfiguur in mijn leven gespeeld had. Hij was aanwezig, ik praatte met hem, maar sprak hem nooit echt. 

Ik schonk weinig aandacht aan hem. Ik wist niet meer wat er in zijn leven gebeurde en ergens wist ik ook niet meer of wij überhaupt nog vrienden waren. 

Uiteindelijk maakte hij, zonder dat ik het zelf doorhad, ook deel uit van mijn rookgordijn. 

Terwijl Robert onhandig de voordeur van het rijtjeshuis probeerde te openen sprak de stilte over de staat van onze vriendschap. 

Stilletjes liepen wij naar binnen, Robert deed wat lampen aan en ik ging op de bank zitten. Het was jaren geleden dat ik voor het laatst in dit huis was geweest, maar het zag er nog precies hetzelfde uit. Het was maar een mager aangekleed huis. De meubels waren willekeurig en zo goedkoop mogelijk gekocht. Overal stonden lege bierflesjes en er zwierf een muffe shaglucht door het huis. 

‘’Kunnen we nog steeds binnen roken, Roberto?’’ 

‘’Die asbak staat er niet voor niets, hè?’’ 

‘’Ooh, right.’’ Zei ik al knikkend. 

En opnieuw was het stil. Robert liep naar de keuken, na wat gerommel kwam hij terug met twee glazen en een fles cola. 

‘’Waar is Benjamin eigenlijk?’’ Vroeg ik maar om het gesprek levend te houden. 

Hij haalde zijn schouders op. 

‘’Je weet dat hij het nooit leuk vond dat je hem Benjamin noemde, hè.’’  

‘’Weet ik, daarom doe ik het.’’ Zei ik lachend. 

Robert schudde afkeurend zijn hoofd. 

‘’Maar, waar is die?’’ 

‘’Hij heeft een date, ofzo. Ik weet het eigenlijk niet.’’ 

‘’Oké, oké.’’ Zei ik half knikkend, onwetend wat ik verder moest zeggen.  

Robert schonk de twee glazen vol met cola, trok zijn jas uit en ging zitten. Uit zijn broekzak haalde hij vrijwel direct de joints tevoorschijn. Zonder verder iets te zeggen stak hij de eerste op en nam een dikke hijs. 

‘’Blow je nog veel eigenlijk?’’ 

‘’Definieer veel, Bob.’’ 

‘’Dagelijks?’’ 

Nonchalant gaf hij de joint aan mij. 

‘’Weet ik veel.’’ Zei Robert terwijl hij de rook uitblies. 

Ik nam direct een hijs. 

‘’Je weet toch wel of je dagelijks blowt?’’  

‘’Jezus, Bob. Wat is er met al die vragen?’’ 

Nu blies ik de rook uit. 

‘’Ik weet niet wat ik anders moet zeggen.’’ 

‘’Wat dacht je van niets?’’ 

Ik nam nog een hijs. 

‘’Iets in me vertelt me dat je plotseling een probleem hebt met mij.’’ 

Robert pakte de joint uit mijn handen. 

’Het is gewoon vreemd om plotseling weer met zijn tweeën te chillen.’’ 

Hij gaf de joint terug aan mij. 

‘’Het voelt onnatuurlijk en geforceerd.’’ Vervolgde hij. ‘’Alsof we hopeloos onze vriendschap proberen te redden terwijl we beide dusdanig zijn veranderd, dat we gewoon op bepaalde vlakken niet meer raken.’’ 

Ik nam een hijs. 

‘’En dan zie ik jou met Damian en dan denk ik van: ‘’Gast, dat waren wij vroeger.’’ 

‘’Wat wil je dat ik hierop zeg, man? Je weet dat ik voor een lange periode jou altijd vroeg om te chillen maar toen wilde je nooit, en nu maak je er een probleem van als ik het met andere goed kan vinden.’’  

‘’Jij wilde ook vaak niet.’’ 

‘’Ja, maar dat kwam omdat je altijd wilde smoken, Robert.’’ Zei ik terwijl ik nog een hijs nam. 

‘’En jij wilde altijd drinken.’’ 

Uit het niets moest ik even lachen. Robert keek mij vreemd aan. 

‘’Wat is er zo grappig?’’ 

‘’Als ik ons zo hoor, realiseer ik me dat we beide aan substance abuse doen.’’ 

Er verscheen een klein lachje op het licht behaarde gezicht van Robert. 

‘’We hebben zo onze redenen toch?’’ 

Opnieuw was het weer stil, maar ditmaal was het geen stilte gevoed door de ongemakkelijkheid van ons verleden. Nee, het was een stilte die iets comfortabels had.  

Een stilte van herkenning. 

Ik gaf de joint aan Robert en terwijl hij een hijs nam gooide ik mijn hoofd naar achter. 

‘’Wat is er toch met ons gebeurd, man?’’ 

Vorige post Volgende post