5.10 Als een spook in de kamer van zijn laatste momenten.

Photo by Bob Sala

Scroll this

Terwijl ik de kille hand van de chaos op mijn schouder voelde, zat ik nog steeds stilletjes naast Damian. Mensen kwamen de kamer in en uit. Sommige huilden, sommige probeerden met hem te praten en sommige waren net zoals ik simpelweg stil. 

Ik had geen aandacht voor hen. 

En niemand had aandacht voor mij. 

Enkel voor het levenloze lichaam van Damian. 

Op dat moment was ik maar een spook in de kamer van zijn laatste momenten. 

Ik voelde mijn ogen steeds droger worden en wist dat er een rode gloed van tranen over mijn gezicht hing. 

Mijn gedachten schoten als een bipolair tienermeisje alle kanten op. Het ene moment groef ik door herinneringen, vlogen zijn lach en speelse oogjes voorbij. En een seconde later verdronk ik in mijn eigen schuldgevoelens en zelfmedelijden geteisterd door vragen als: ‘’Had ik het kunnen voorkomen?’’, ‘’Had ik iets kunnen doen?’’ 

Ik wist dat het masochistische vragen waren maar ik kon niets anders dan ze te stellen. Want wat als ik iets had kunnen doen? Wat als ik mijn woorden net iets anders had geformuleerd, had hij het dan overleefd? Wat als ik hem net iets eerder had gebeld, had ik dan zijn lot aangepast? 

Het schuldgevoel begon als een terminale ziekte door mijn lichaam heen te kruipen. Het begon mij te manipuleren.  

Te chanteren. 

Na ongeveer een uur zat ik weer alleen met Damian in de kamer. Ik had geen idee waar iedereen naar toe was gegaan maar dat was momenteel ook wel mijn laatste zorg. Het was pas toen er een verpleegkundige binnen kwam gelopen dat de stilte werd verbroken. 

Ik keek haar vluchtig aan. 

Zij keek terug. 

Ze was een stuk ouder dan ik, ergens in de dertig was mijn gok. Ze had haar blonde haar in een verwilderde vlecht zitten, alsof ze zich deze dag in een haast had klaargemaakt. Met een finesse die voortkwam uit ervaring begon ze aan de machines te zitten. 

‘’Je bent vast een vriend van Damian?’’ vroeg ze terwijl ze met een van de piepende machines bezig was. 

Ik keek haar aan. 

‘’I guess so.’’ 

Terwijl ze opkeek en mij een vragende blik gunde vroeg ze: ‘’Vanwaar de twijfel?’’ 

‘’Omdat ik me op dit moment niet echt een goede vriend voel.’’ 

‘’Voel jij je schuldig?’’ 

Stilzwijgend knikte ik. 

Verder zei ze niets. Het enige wat ze deed was naar de andere kant van het bed lopen om een ander apparaat in te stellen. Opnieuw was de stilte in de kamer teruggekeerd en gaven alleen de machines een laatste serenade aan Damian.  

‘’Is er nog hoop?’’ vroeg ik abrupt. 

De verpleegster stopte voor een ogenblik, zuchtte en keek mij schuldig aan. 

‘’Ik vrees van niet, jongeman. Hij heeft te veel hersenschade opgelopen. We houden zijn lichaam enkel nog in leven om te kijken of hij organen kan doneren.’’ 

En ook in haar toon hoorde ik een verkapte vorm van schuldgevoel.  

Ik wreef met mijn handen door mijn gezicht. 

‘’Het is gewoon zo fucking oneerlijk.’’ Zuchtte ik gefrustreerd uit. ‘’Waarom hij? Heel veel mensen verdienen het meer dan hij.’’ 

De verpleegkundige kwam naar mij toegelopen, legde kort haar hand op mijn schouder en zei: ‘’Daar kan ik je geen antwoord op geven.’’ Voor ze weer verdween in de spookachtige gangen van het ziekenhuis.  

En opnieuw zat ik daar alleen met Damian. 

In de kamer was tijd maar een illusie. Minuten voelde het ene moment aan als secondes maar het andere moment als uren maar langzaamaan werd de realiteit van Damian zijn overlijden steeds groter. 

Ik begon mezelf af te vragen of hij nog iets mee zou krijgen. 

Of hij nog iets voelde. 

Iets hoorde. 

Of iets dacht. 

Zou hij op dat moment om alle drama moeten lachen?  

Zou zijn hart warm zijn geworden als hij kon meekrijgen hoeveel mensen bij hem waren? 

Of was hij op dat moment al weg? 

Naar de hemel, de hel of de nietigheid.  

Waar was je Damian? 

Waar was je!? 

Stond hij als een geest achter mij? Was het zijn hand die ik die avond voelde? 

Opnieuw wreef ik door mijn gezicht, nog steeds vastgenageld aan de stoel. Ik voelde me verplicht om bij hem te blijven, tot het bittere eind. Als ik op dat moment weg was gelopen dan zou het schuldgevoel mij genadeloos opeten.  

Ik moest van mijzelf aan zijn zijde blijven zitten, zoals een vriend hoorde te doen.

Vorige post Volgende post