5.16 Wordt boos op mij, alsjeblieft. Ik heb het nodig.

Photo by Maximilian Hetherington

Scroll this

Ik wist niet wat ik voelde. 

Ik wist niet wat ik moest voelen. 

Een stemmetje in mijn hoofd bleef zeggen dat ik het verkeerd deed. Dat ik al een lange tijd mijn leven verkeerd leidde. Maar op die avond wist ik dat nog altijd te negeren. Natuurlijk had ik twijfels de afgelopen periode, maar het was nog nooit zo erg geweest. Mijn gevoelens was ik kwijtgeraakt, verloren en ik hoopte ze eigenlijk nooit meer terug te vinden. 

Gevoelens waren tot nu toe enkel nog maar een nare ervaring voor mij geweest. Pijn, verdriet en verwarring. Het was een verademing om dat even niet mee te maken maar tegelijkertijd wist ik dat dit niet klopte.  

Dit was juist een moment waarop ik dingen moest voelen. 

Moest ervaren. 

Maar iets in mij had de knop omgegooid. Ik stond uit en was enkel nog maar een lege huls van de persoonlijkheid die ik ooit had.  

Eenzaam fietste ik door de donkere straten van Eindhoven. Het enige wat ik deed was roken en fietsen. Met een lange omweg ging ik langzaam richting Katie. Willekeurige herinneringen aan Damian schoten langs mijn ogen en zonder enige aandacht voor het andere verkeer zigzagde ik tussen de lijnen van de straat door. Ik fietste door elk rood stoplicht, zonder enige angst dat er iets fout zou gaan.  Het voelde alsof ik te veel wiet en alcohol had gecombineerd waardoor mijn lichaam en geest vast zaten in een intense maar verdovende trance.  

Het was pas toen ik de Sterrenlaan wilde over steken dat ik eruit werd getrokken. Aan mijn rechterzijde klonk er plotseling een luide claxon waardoor er opeens een klein shot adrenaline door mijn aderen schoot. Het voelde goed. 

Pas toen ik vol verbazing richting de auto keek zag ik dat ik zonder te kijken naar het stoplicht was overgestoken. En blijkbaar was het niet groen. Een oudere man stapte scheldend de auto uit. Het was evident dat hij verstrengeld zat in één of andere crisis. Hij droeg een fel wit overhemd, zijn huid was bruin en zijn grijze haren waren strak en met veel gel naar achter gekamd. Het was overduidelijk dat hij worstelde tegen zijn steeds ouder wordende lichaam.  

Zijn blik wilde hij boos projecteren maar deze was vervormd door de angst van de tikkende klok. Hij probeerde weg te rennen van het pensioen, de katers en de verzakkende schoonheid van zijn jeugdigheid. Tussen zijn woorden door hoorde hij het constante getik van de overgebleven tijd die hij nog had. Ik hoorde het niet, maar hij wel.  

En het maakte hem gek. 

Maar zijn angst veroorzaakte precies wat hij niet wilde, zonder dat hij het doorhad. De angst voor de tijd en de uiteindelijk onvermijdelijke dood maakte hem kinderlijk. In plaats van te accepteren, ontkende hij het.  

Tijd was zijn grootste vijand.  

De realiteit was zijn aartsrivaal. Zo erg dat ik met hem kon sympathiseren. Ik wist precies waar zijn twijfel zat, zijn onzekerheden. Puur omdat we samen aan dezelfde desastreuse zijde van het hopeloze gevecht stonden.  

Hij had het niet door. 

Maar ik wel. 

Tenminste op dat moment. 

Ondertussen zat de man met een net opgestoken sigaret tussen zijn lippen te schreeuwen. De woorden kwamen niet aan maar ik keek hem met een cynische en ongeïnteresseerde blik aan. Dat bleek hem alleen nog maar pissiger te maken. Na een minuut de met speeksel doordrenkte monoloog te hebben aanschouwd fietste ik zonder iets te zeggen door. 

Op de achtergrond leek het geschreeuw luider te worden totdat er plots met een klap iets tegen mijn achterkant aanvloog. Ik stopte met fietste, keek de man aan die schijnbaar uit woede zijn schoen tegen mij had aangegooid en lachte een keer. 

Ondertussen bleef hij doorschreeuwen, wat een lichte irritatie bij mij opwekte. Uiteindelijk pakte ik uit wraak maar zijn schoen op en fietste door.  

Op de achtergrond hoorde ik langzaam het geschreeuw verdwijnen, maar het plotselinge geluid van een versnellende auto wist mij opnieuw een shot adrenaline te geven. Met de schoen in mijn hand begon ik harder te trappen. 

Ik wist dat ik fout zat. 

Ik wist dat ik zijn schoen moest teruggeven. 

Maar ik weigerde. 

Hoe zielig het wellicht mocht zijn, het interesseerde mij niet. Die beste man was mijn afleiding voor het moment, zijn boosheid hielp mij. Het was de absurditeit van de hele situatie die mij weer even iets liet voelen. 

De zoete stroming van de adrenaline, mijn pompende hart en het gevoel dat in een oogwenk alles fout kon gaan. 

Met de auto dicht achter mij racete ik Vaartbroek in. De man was ondertussen maximaal aan het toeteren en vanuit het open raam hoorde ik hem nog steeds schelden, maar ik gaf hem geen aandacht. Ik voelde dat hij steeds dichterbij kwam en in mijn hoofd vroeg ik mijzelf af hoe groot de kans was dat hij mij zou aanrijden. 

Omdat ik zijn schoen had for fuck’s sake. 

Maar tegelijkertijd vroeg ik me af hoe ver ik kon gaan. 

Hoe lang zou het duren voordat hij het gaspedaal met alle kracht zou indrukken, zodat ik met zijn schoen op de motorkop zou belanden? 

Hoe ver kon ik gaan om hem helemaal gek te maken. 

Om de klok des tijds te laten doorslaan.  

Vorige post Volgende post