4.15 Zie je niet dat ik de perfecte schoonzoon ben?

Photo by André Josselin

Scroll this

Robert hielp mij omhoog en met een klein lachje keek ik hem aan. Geschrokken keek hij terug. 

‘’Wat?’’ vroeg ik terwijl ik mijn fiets pakte. 

‘’Je wenkbrauw.’’ 

‘’Mooi, hè?’’ 

‘’Nee, hij bloedt man.’’ 

Met mijn hand ging ik langs mijn wenkbrauw en deze kwam terug beklad met rode strepen. 

‘’Fuck. Bloedt het erg?’’ 

Robert leunde naar voren en observeerde mijn wenkbrauw. 

‘’Valt mee, het korstje is ervan af.’’ 

‘’Ooh.’’ Reageerde ik onwetend wat ik er verder over moest zeggen. Uiteindelijk klapte ik enthousiast in mijn handen. ‘’Maar we hebben een missie mijn beste jongen, we zijn de cavalerie vanavond!’’ 

‘’Ik denk dat we eerder een pleister voor jou moeten fixen.’’ 

Ongecoördineerd wuifde ik dat idee weg. 

‘’Nee, joh. We zijn nodig! Dit is onze call of duty.’’ Zei ik terwijl ik met de palm van mijn hand het bloed uit mijn gezicht wegwreef.  

Ik zag de twijfel in Robert’s ogen maar ik was vastberaden om naar Katie te gaan. Onhandig pakte ik mijn fiets, stapte er klungelig weer op en fietste de laatste meters naar Stratum. 

Een paar minuten later parkeerden wij onze fietsen langs de Dynamo en liepen Stratum op. De drukte, de geur van alcohol en de mensenmassa begon op mijn, door wiet gemanipuleerde, psyche te spelen. Er waren zoveel triggers dat ik het niet bij kon houden. 

Eerst keek ik naar meisje in een kort rokje. 

Ze zag er leuk uit. 

Toen was ze weg. 

Daarna hoorde ik een stem vlakbij. 

Ik dacht dat diegene het tegen mij had. 

En toen stopte het weer. 

Het was pas toen Robert tegen mij begon te praten dat ik uit de trance werd gehaald. 

‘’Waar zijn ze ergens?’’ 

‘’Ik heb daadwerkelijk geen idee, man.’’ 

Vluchtig keek ik hem aan, maar Robert keek ondertussen al twijfelend de mensenmenigte in.  

‘’Wil je elke kroeg langs gaan?’’ 

Opnieuw veegde ik bloed uit mijn gezicht, pakte het pakje Camel uit mijn broekzak en stak een sigaret op. 

‘’Eigenlijk niet.’’ 

‘’What to do, what to do?’’ 

Uit het niets begon mijn mobiel te trillen. Onhandig pakte ik deze uit mijn andere zak en zag dat Kyra het was. 

‘’Ik denk dat we ons antwoord hebben, lieve Robert.’’ En zonder te wachten op zijn reactie, nam ik op. 

‘’Kyra! Waar zijn jullie?’’ 

Opnieuw klonk er harde muziek op de achtergrond. Ik hoorde dat ze iets aan het zeggen was maar kon haar wederom niet verstaan. 

‘’Kyra?’’ 

‘’Mi…’’ hoorde ik. 

‘’Wat?’’ 

‘’Miller.’’ Herhaalde ze. 

‘’What the fuck doen jullie daar?’’ 

‘’Ko.. nou… ma.. gewoon.’’ 

‘’Oké, oké. We komen eraan.’’ 

Ik hing op en zonder iets te zeggen liep ik aan. Ergens wist ik dat Robert direct mee zou lopen. We pareerde ons een weg door de mensenmenigte tot we uiteindelijk voor de Miller stonden. 

Voor de deur stond Damian te roken. Ik liep naar hem toe, gaf hem van achter een knuffel en liet hem los. 

‘’Bobbie!’’ Riep hij enthousiast terwijl hij me bij mijn kruis greep. Ik zag een paar mensen raar opkijken, maar voor ons was dit inmiddels al een normale begroeting geworden. 

‘’Dus.’’ Zei ik. ‘’Waar is de sensatie.’’ 

‘’Giovanni is binnen en Kyra zit met Katie buiten.’’ 

‘’Top, dan ga ik naar binnen.’’ 

‘’Moet je niet naar Katie?’’ 

‘’Nein, man. Ik ga eerst even een hartig woordje spreken met the man in question.’’ 

Ik stond op het punt om naar binnen te lopen tot Damian mij terugriep. 

‘’What the fuck is er eigenlijk met je wenkbrauw aan de hand?’’ 

Ik wuifde zijn opmerking weg door te zeggen: ‘’Het is maar een schrammetje.’’ En liep naar de bewaker toe. Ik had al een voet in de deurpost gezet toen hij zijn hand tegen mijn borst zette. 

‘Waarom zit er allemaal bloed in jouw gezicht?’’ 

Ik keek op. 

‘’Er is een wondje opengegaan.’’ 

‘’Zo kan je echt niet naar binnen.’’ 

‘’Ik hoopte eigenlijk om een pleister te krijgen.’’ 

De bewaker kruiste zijn armen. 

‘’Heb je gevochten?’’  

‘’Zie ik eruit alsof ik vecht?’’ 

‘’Op dit moment? Ja, nogal.’’ 

’Dat is niet lief. Zie je niet hoe schattig ik eruitzie? In sommige cirkels word ik zelfs de perfecte schoonzoon genoemd.’’ 

De bewaker schudde afkeurend zijn hoofd. Waarop ik nogmaals probeerde naar binnen te komen. De bewaker zette opnieuw zijn hand tegen mijn borst en gaf me dit keer ruw een duwtje naar achter. 

‘’’Meen je dit?’’ 

‘’Je komt niet binnen, jongen.’’ 

Ik zuchtte, accepteerde mijn verlies en liep terug naar Damian. 

‘’Waar zit Katie?’’ 

‘’Ergens op de Smalle Haven volgens mij.’’ 

Zonder er verder woorden aan vuil te maken liep ik naar de aangewezen plek. Uiteindelijk zag ik Katie en Kyra tegen een muurtje zitten, verlicht door enkel een lantaarnpaal.  Kyra zat met haar arm over Katie’s schouder en Katie met haar gezicht in haar schoot begraven. Terwijl ik naar hen toeliep, een sigaret opstak en een hijs nam, realiseerde ik me iets. 

Wat eigenlijk nog vrij onduidelijk was. 

Het enige dat ik me echt realiseerde was dat het kwartje gevallen was. 

Maar welk kwartje, dat wist ik ook niet. 

Vorige post Volgende post