6.20 Waar is de waarde van de vrijheid?

Photo by Theo Gosselin

Scroll this

Lichtelijk bezweet kwam ik aan in het restaurant. Chun zag mij binnenlopen en kwam met een vage combinatie tussen hoffelijkheid en irritatie naar mij toe lopen.  

‘’Je bent te laat.’’ Fluisterde hij met een geïrriteerde toon. 

‘’De tijd.’’ Antwoordde ik snel terug. ‘’Ik was de tijd vergeten.’’ 

‘’Kleed je snel om.’’ Sprak hij met ditmaal een strengere toon. ‘’En ga aan de slag. Jouw tafels zijn al binnen.’’ 

Ik liep naar boven, kleedde mijzelf om maar de woorden van Katie spookte nog steeds door mijn hoofd. Had ze gelijk? Was al mijn misère een product van mijn oneindige zelfhaat? Al die tijd dacht ik dat het antwoord bij haar lag, dat zij de sleutel naar mijn geluk zou zijn, naar mijn hoognodige rust. Maar zij merkte ook iets op, ze was tussen mijn vingers aan het wegglijden en ik had niet meer de kracht om haar vast te pakken. Diep van binnen was ik ervan bewust dat ik mijn emoties aan haar moest blootleggen, moest uitspreken dat ik bang was. Dat ik ’s nachts vreesde voor mijn onderbewuste en dat de enige manier om het allemaal wat verdraagzamer te maken onderin de fles zat. 

Maar ik noemde mijzelf niet voor niets het slapste excuus voor een mens. Primitieve gevechten, stelen of de wet overtreden waren geen angsten van mij. Nee. Het lag allemaal dieper. Emoties, eenzaamheid en de vergetelheid. Dat waren mijn angsten. Die menselijke fenomenen lieten mij in mijn broek poepen. Ze borrelde als oude vrienden door mijn hoofd en ik had geen manier om de stoom vrij te laten. Misschien was dat de verklaring voor de nachtmerrie. Een uiting van mijn opgeborrelde emoties die een weg naar buiten zochten. 

Godver, wat maakte het ook uit. Verandering zat al in de lucht, of het goed was, kon ik niet zeggen, maar ooh jongens, ik ging veranderen. Ik ging hard veranderen. Ik voelde het. Het stroomde door mijn bloed, ik ademde verandering uit, mijn persoonlijkheid was een onbekende, onverlichte weg ingeslagen. 

Met enige haast liep ik naar beneden en begon met werken. Die avond was verder niet speciaal. Ik had een vijftal tafels, bediende ze met enige onverschilligheid en zette de grootste vervalste lach op die ik in mij had. Het was pas toen de laatste gasten waren vertrokken en de naborrel van start ging dat het echte feest kon beginnen. Alleen Chun en Jon waren overgebleven en terwijl ik de trap afliep zag ik al meerdere lege flessen wijn op tafel staan. Vooral aan Jon merkte ik dat de alcohol een grip over hem had. De dronken oncontroleerbare sis tussen zijn woorden, de wilde, onverwachte bewegingen en vooral zijn glazige blik gaven het allemaal weg. 

Stilletjes ging ik erbij zitten en luisterde naar het gesprek. Chun zette een leeg wijnglas voor mijn neus, schonk deze in waarna zijn blik eventjes op mij bleef hangen. 

‘’Wat?  liet ik los terwijl ik een slok neem. 

Jon was ondertussen nog aan het praten maar Chun had er overduidelijk geen aandacht meer voor. 

‘’Ik weet dat je met wat dingen worstelt, Bob. Maar hoe gaat het nu met je?’’ 

Ik haalde mijn schouders op. 

‘’Nog ademend.’’ 

‘’Oké.’’ Antwoordde hij waarna hij een korte stilte liet vallen. ‘’Je trekt wel aan de bel als het niet meer gaat, hè?’’ 

Bedenkelijk dronk ik het glas wijn leeg, waarna Chun hem direct weer bijvulde. 

‘’Ik maak me gewoon zorgen om een vriendin van mij. Zij was de vriendin van Damian.’’ Begon ik. ‘’Maar ze gaat nu voor onbepaalde tijd reizen, toch zit er iets niet helemaal lekker. Ze is afwezig als ik met haar praat. Het lijkt alsof haar brein op een totaal andere plek zit en ergens ben ik bang…’’ 

Opnieuw dronk ik gretig uit het glas wijn. 

‘’Bang?’’ herhaalde Chun. 

‘’Ergens ben ik bang dat ze misschien verder zakt en uiteindelijk….’’ Mijn ogen sloegen voor een klein ogenblik naar beneden waarna ik weer oogcontact maakte met Chun. ‘’Zelfmoord pleegt. Eigenlijk baseer ik dit helemaal nergens op maar het is gewoon een angst, een gevoel, een vrees dat ik óók haar ga verliezen.’’ 

Uit het niets begon Jon hardop te lachen, bijna te schateren. ‘’Meen je dit, Bob!?’’ schreeuwde hij met een dronken slis. ‘’Als ze door een dood al in zo’n erg gat zit dan moet ze het maar doen! Dan moet ze maar zelfmoord plegen.’’  

Chun probeerde hem te onderbreken door hardop: ‘’Jon!’’ te roepen maar hij gaf er geen gehoor aan. 

‘’Serieus, wat is er met deze generatie. Jullie zijn allemaal zacht! Jullie kunnen nergens meer tegen! Als zoiets jullie allemaal al nekt dan gaan jullie een zwaar leven hebben. Geloof me. Dit is kinderspel!’’ 

Boos stond ik op. Het was niet alleen zijn woorden die mijn woede voedde maar ook de nog steeds door mijn hoofd spokende woorden van Andreetje040.  

‘’Flikker op, Jon!’’ schreeuwde ik terug. “Je weet er niets van!” 

Het kookpunt was bereikt. De woorden van Andreetje040, Jon en mijn eigen haat kwamen allemaal samen. Uit woede pakte ik een lege fles wijn van de tafel en gooide deze hard richting de bar. De fles klapte kapot, net als mijn woede van eerder. Alleen was het niet alleen de fles die in scherven uiteenviel, maar ook de glazen plank vol dure flessen whisky, gin en wodka waartegen deze kapot klapte. In slow motion zag ik de hele collectie richting de grond razen waarbij ze één voor één sneuvelde in een harmonie van scherven. Nu was het Jon zijn beurt om woedend op te staan. 

‘’Je gaat daarvoor betalen, jongen. Geloof me, ik stuur je de rekening!’’ 

Ik lachte hardop. 

‘’Moet je maar doen jij seniele oude man.’’ Terwijl ik ondertussen naar de bar liep en voor de vorm nog wat extra flessen op de grond gooide. Vluchtig keek ik Chun aan die zich volledig weerhield van de hele situatie. 

‘’Je bent ontslagen, Bob! Jouw gezicht hoef je hier nooit meer te laten zien. Beter zelfs, ik zal iedereen in de horecawereld vertellen wat voor zielig geval jij bent!’’ 

‘’Vergeet dan niet om erbij toe te voegen dat ik het slapste excuus voor een mens ben.’’ Wist ik met plotseling kalmte te zeggen waarna ik mijn middelvinger naar Jon opstak, een nog onaangetaste fles pakte en naar buiten liep. 

Ik keek niet meer om. 

Ik was klaar met omkijken. 

Het enige wat ik nog zou kunnen doen was vooruitgaan.  

Vooruit, Bob. Kijk vooruit. Het verleden staat in brand en jij kan het niet meer blussen. De ruïnes zijn het niet meer waard, jongen. Vooruit. Daar ligt het goud, daar ligt het heilige rijk van het geluk. Maar de weg is donker, de weg is moeilijk maar mijn beste jongen, mijn beste slapste excuus voor een mens, als je de weg overleefd dan zal je het echte leven zien. Dan zal de zon feller op jouw huid schijnen dan ooit tevoren.  

Je bent het slapste excuus voor een mens. 

Je bent nu werkloos, Bob, studieloos en uitzichtloos.  

Je bent nu bevrijd van de verplichtingen. Dat is ook iets waard.  

Dat moet iets waard zijn, Bob. 

Zoek de waarde. 

De waarde! 

Waar ligt de waarde van de vrijheid, Bob? 

Vorige post Volgende post