6.22 Life will kill ya, that’s what I said

Photo by Taylor LaShae

Scroll this

Het werd ondertussen een bekend, bijna een dagelijks, scenario. Ik stond dronken voor de deur, keek naar binnen en de verduisterde kamer vertelde mij dat Katie al in bed lag. Met mijn onhandige, dronken bewegingen greep ik naar mijn sleutels, liet ze vallen, probeerde ze op te pakken maar viel in het proces dronken om. De fles viel uit mijn hand waardoor er een scheutje op de grond droop. Als eerste beweging greep ik snel naar de fles en stelde deze veilig. Het duurde even maar uiteindelijk stond ik weer op beide benen met de juiste sleutel in hand. Strompelend liep ik naar binnen terwijl ik mijn schoenen al uitdeed. Daarna kwam mijn broek en toen mijn shirt. Het shirt was lastiger, deze bleef hangen aan mijn hoofd waardoor ik, in een vlaag van lichte paniek, nogmaals viel. Ik stootte een klein bloemenvaasje van een kastje af en bleef na de luide klap stilletjes staan. 

Voorzichtig luisterde ik of ik beweging hoorde. 

Of ik Katie had wakker gemaakt. 

Maar na enkele seconden leek er niets veranderd te zijn. 

Twijfelend liep ik richting de trap maar bedacht mezelf na de tweede trede. Ik nog wilde nog niet gaan slapen. Dus ik corrigeerde mijn richting naar de woonkamer, zette daar de lampen aan en nam ondertussen een overwinningsslok uit de fles. Met verveling en de vraag wat ik nu zou moeten doen, liep ik naar de dozen met platen. Met enige desinteresse ging ik door de platen toen in de vlaag van de waanzin een hoes mijn aandacht trok. 

‘’Life will kill you’’ las ik hard op voor. Het was de pakkende titel die mij deed lachen waardoor ik zonder enige twijfel de LP op de speler legde. Het volume draaide ik volledig open, nam weer een slok van de fles en ging met gesloten ogen dansen op het eerste nummer.  

De stem van Warren Zevon kroop de kamer in en voor een ogenblik, een klein ogenblik, was ik verdwenen uit de woonkamer. Ik was niet meer in Eindhoven, niet in Nederland, niet eens in mijn eigen lichaam. Mijn dronken gedachtes waren losgekoppeld en verloren in een waas van melancholische euforie. Het was een moment waarop het grotere geheel ineens kristalhelder werd.  

Het maakte niet uit. 

Niets maakte uit. 

In het grotere geheel van de menselijkheid was ik in een oogwenk verdwenen. Mijn bestaan zou uiteindelijk ook verdwijnen.  Mijn gedachtes, mijn herinneringen, mijn carrière, mijn stem, mijn blonde haren, de wallen onder mijn ogen, de alcoholistische neigingen, de oneindige stroom aan sigaretten, het zou allemaal op zijn tijd verdwijnen. Voor een ogenblik was ik niet meer Bob. Ik was geen vriendje of een vriend. Ik was niet werkloos, studieloos en uitzichtloos. Nee. Daar in die kamer, terwijl ik in mijn onderbroek stond te dansen, was ik naakter dan ik ooit was geweest.  

Mijn ziel lag open, kwetsbaar voor al het donkere in het leven maar ook vrijstaand voor elk stukje zeldzaam licht wat rond dwarrelde.  

Ik was klein. 

Wij waren allemaal maar klein. 

Ooh. 

Normaal gesproken zou deze realisatie mij juist somber laten voelen. Maar dit keer, dat ene kristalheldere vrije moment, liet mij zien dat de teugels van mijn eigen leven in mijn eigen handen thuishoorden. Plotseling, in de nietigheid van het bestaan, zag ik de ruimte om juist mijn eigen leven te leiden. Ik had de macht om iets authentieks van mijn bestaan te maken. Niemand anders ging het voor mij doen, niemand boeide het eigenlijk of mijn leven nu echt iets speciaals was of niet. Ik leefde voor mijzelf. Niet voor het grotere geheel. Niet om herinnerd te worden. De geschiedenisboeken zouden nooit mijn naam bevatten, maar dat was oké.  

Want dat was ook niet mijn doel. 

Tussen mijn gedachtes door klonk nog steeds de stem van Warren Zevon. 

Life’ll kill ya 

Hij danste met mijn gedachtes.  

That’s what I said
Life’ll kill ya
Then you’ll be dead
Life’ll find ya
Wherever you go

That’s what I said
Life’ll kill ya
Then you’ll be dead
Life’ll find ya
Wherever you go

 

 

Het leven zou uiteindelijk ook mij vinden. I could run but I cannot hideEn het rennen had ik al lang genoeg gedaan, maar nu stond ik metaforisch met open armen te lachen terwijl het leven naar mij toe stormde. Het was een garantie dat ik het niet zou overleven, maar ik wilde het leven ook niet eeuwig hebben.  

Mijn dood zou mijn rustplaats zijn, maar tot die tijd was er geen ruimte voor rust. Nee. Ik moest leven. Ik moest het leven bij de ballen pakken en elke schaarse druppel opslokken totdat de zeis mij zou bevrijden van het bestaan. 

Net zoals Damian. 

Het was voor mij altijd een vraagstuk wat hij precies bedoelde met: ‘’Je bent een pimp of een hoer’’. Maar misschien was dat het. Misschien was het zijn adolescente versie om te beoordelen of iemand echt levend was of niet. Het moest. Wat zou het anders kunnen zijn geweest?  

Wat Damian! 

Wat bedoelde je! 

Vertel het me! 

De afgelopen tijd voelde ik mijzelf langzaamaan steeds gekker worden. De waanzin kreeg met elke minuut steeds meer macht over mij. Het was de dood van Damian die mij gek maakte. De depressie. De nachtmerries. De constante katers. De frustratie, de vragen, de onwetendheid, het sombere perspectief.  

Het was waanzin. 

Mijn leven was waanzin. 

Het leven was waanzin. 

Waanzin. Waanzin. Waanzin. Ik zag het overal, maar voornamelijk in de spiegel. Ik hoorde het in mijn gedachtes, schaterend en ongecontroleerd lachen. Er was een revolutie van de krankzinnigheid aan de gang en het speelde zich allemaal af in mijn hoofd.  

Maar ook dat was het leven. 

Het bestaan was een prachtige melancholische serenade van de krankzinnigheid en voortgang. Ik moest doorbijten, het zuur doorslikken totdat er betere tijden aan kwamen. Er moesten betere tijden aan komen. Want waarom zou ik het anders allemaal moeten trotseren? 

Ik zat in het oog van de waanzin. Ook al stond ik alleen in de woonkamer, de waanzin danste met mij mee. En, wat was het een levendige krankzinnige dans. 

Katie zag het ook. 

Met slaperige ogen schreeuwde ze mijn naam over de muziek.  

Ook zij zag mijn waanzin op dat moment.   

Vorige post Volgende post