6.38 Laat me gaan. Laat me gaan. Katie, laat me gaan.

Photo by Steven Popovich

Scroll this

‘’Vertel me alsjeblieft een ding, Bob. Deed je het expres? Wilde je overdoseren of was het een dronken miscalculatie? Vertel me dat het een fout was. Vertel me alsjeblieft dat het gewoon een resultaat was van een extreem domme ondoordachte beslissing.’’

Katie had haar tanden diep in de situatie gezet. Op geen enkele wijze gaf zij mij de mogelijkheid om dit allemaal te ontsnappen. Ze wilde het weten. Ze wilde de vragen stellen en ik moest antwoorden. Koste wat het kost. Het was ondertussen geen nieuw beeld om tranen over haar gezicht te zien rollen. En wederom was dit het resultaat van mijn keuzes. Zij was diegene die de consequenties opving en ik zou er altijd van afkomen met een kater en braaksel op mijn broek.

Ik kon haar niet langer meesleuren in mijn bullshit, maar ik kon haar ook niet loslaten. Haar vraag beantwoordde ik met een ijzige blik richting het zakje ketamine op de koffietafel. Ze zei mijn naam, ik hoorde het maar reageerde niet. Waardoor ze me in een emotionele vlaag een klap in het gezicht gaf. Het deed pijn. Maar dat kwam vooral omdat de klap de hoofdpijn alleen maar verergerde.

Het was een fout. Een domme, ondoordachte beslissing. Daar had ze gelijk in maar om de een of andere reden kon ik het niet toegeven. De woorden: ‘’Katie, je hebt gelijk. Het was een fout. Een fout. Ik wil niet dood. Ik wilde mijzelf niet van kant maken. Je bent mijn leven en hebt mijn hart gegijzeld in jouw prachtige bruine ogen. Het spijt me. Vergeef het me. Ik ga hulp zoeken. Ik ga veranderen voor jou, ik beloof het je’’ kon ik niet van mijn tong krijgen. Het enige wat ik haar kon geven was een ijzige stilte.

Maar ze bleef de ruimte vullen met de gebeurtenissen van de avond daarvoor. ‘’Weet je wat je zei toen ik jou in bed legde, Bob? Toen ik jouw, in kots bedekte, kleren moest uittrekken. Je keek mij aan. Je mompelde en ik kon je niet verstaan.’’

Deze woorden wisten mijn blik van het zakje af te krijgen en naar haar te kijken.

‘’Dus ik leunde naar voren. Je bleef mompelen en, mijn god, wat stonk je. Het was een combinatie van zweet, oud bier, braaksel en weet ik veel wat allemaal. Ik wist nooit dat een mens zo erg kon stinken. Maar je bleef me aankijken, je bleef mompelen en weet je wat je zei, Bob?’’

Ik schudde nee.

““Laat me gaan” zei je en je bleef het herhalen. ‘’Laat me gaan. Laat me gaan.’’ Soms zei je mijn naam erbij. ‘’Katie, laat me gaan.’’ Je bleef het herhalen, je smeekte er bijna om maar ik wist niet zo goed wat je bedoelde. Eerst dacht ik dat je dood wilde. Dat je mij vroeg om jou uit je lijden te verlossen. Maar nu ik hier met jou zit, Bob, weet ik precies wat jij bedoelde.’’

Met een zucht wreef ik door mijn ogen. Ze zag dat ik regelrecht op die bank aan het breken was, maar ze ging door. Ze moest ook doorgaan.

‘’Ik moet je loslaten, Bob. Dat is wat je bedoelde. Je wilde niet meer dat jij mijn verantwoordelijkheid was.’’ Na deze woorden brak ook Katie. Ik wou dat ik haar kon omhelzen, kon zeggen dat het allemaal goed zou komen, maar wij wisten beiden dat het daar te laat voor was. ‘’Héél de nacht heb ik erover na lopen te denken en je hebt gelijk, Bob. Ik moet je loslaten.’’ Haar tranen wandelden haastig over haar gezicht. Ik hoopte haar te kunnen geruststellen door een arm om haar heen te slaan maar die sloeg ze af. ‘’Mijn zus heb ik al ten onder zien gaan aan drugs. Ik kan het niet nog een keer, ik kan hét niet nog een keer!’’

‘’Je…je zus?’’

Haar stem was verheven. ‘’Nu weet je het eindelijk, Bob!’’ begon ze plotseling met een sarcastische toon. ‘’Het grote geheim is ontrafeld. Ben je nu blij?’’

‘’Ne… nee..’’ stotterde ik. ‘’Verre van. Wat is er gebeurd met jouw zus Katie?’’

‘’Wat niet.’’ Zuchtte ze met een vage combinatie van frustratie en verdriet. ‘’Ze was vroeger een top student. Had grote ambities en het leek allemaal binnen handbereik. Ze studeerde 14 uur per dag, ging nooit uit en in de vrije tijd die ze had werkte ze. Allemaal om haar dromen waar te maken, allemaal voor haar toekomst.’’

Uit het niets stond ze op, liep naar de kast waar ik mijn voorraad sigaretten bewaarde en haalde er een pakje eruit. Woest scheurde ze het plastic eraf en binnen een oogwenk had ze er een aangestoken. Ze leunde op de vensterbank aan de andere kant van de kamer. Plotseling was er een grote afstand tussen ons.

‘’Ze brak, Bob. Bezweken onder de druk. Zo erg dat ze in een psychose belandde. Eerst leek het alleen dat. Een psychose. Ze ging er een paar weken tussenuit maar al snel viel ze weer in hetzelfde ritme. Toen veranderde ze. Toen kwamen de drugs, de zelfmoordpogingen, de medicijnen, de therapie, meer zelfmoordpogingen en psychoses. Mijn ouders hadden hun handen er vol mee. Het ironische is dat mijn vader dit allemaal met zijn baan moest balanceren, waardoor ook hij brak. En de enige reden dat mijn zus zo hard met haar toekomst bezig was, was omdat ze net zoals mijn vader wilde zijn. Een topfunctie bij een of andere kut multinational.’’

Twijfelend liep ik naar haar toe, in de hoop dat ik de afstand kon verkleinen. Als smoes greep ik het pakje sigaretten van de tafel, stak er ook een op en ging tegenover haar staan.

‘’Maar hoe slechter het met mijn zus ging, hoe meer ik er alleen voor kwam te staan. Eerst verhuisde ze naar de andere kant van het land om in een inrichting te gaan. Mijn ouders waren nog maar zelden thuis, maar ze waren er nog. Toen besloten ze om ook te verhuizen, om dichter bij haar te zijn. Ik kon mee, maar ik had hier mijn leven, Bob. Ik wilde niet alles opnieuw moeten opbouwen. Dus ik besloot om achter te blijven. En zo voel ik me. Achtergelaten in dit alles.’’

Ze nam een pauze, draaide zich om en keek de achtertuin in.

‘’Ik kan dit niet nog een keer doen.’’ Continueerde ze zonder mij aan te kijken. ‘’Ik kan niet weer diegene zijn die alles moet inleveren. Hoe kut het ook is, Bob. Ik ben me ervan bewust met hoeveel shit je nu worstelt en vecht, maar ik kan het simpelweg niet.’’ Ze draaide om, pakte mijn hand vast. ‘’Daarom ga ik je inderdaad loslaten. Zoals je vroeg. En ik weet dat je diep van binnen het ook begrijpt waarom ik dit moet doen. App me de komende tijd niet. Als je me toevallig tegenkomt, negeer me. Verdwijn uit mijn leven. Doe het voor mij.’’

Mijn handen begonnen te trillen. Hier was het dan. Het moment waar ik al zo lang bang voor was. Ik begreep het. Ik begreep het donders fucking goed maar het deed pijn. Misschien was het beter. Maar godver, het voelde zo slecht. Ze voegde nog de woorden: ‘’Blijf alsjeblieft van de drugs af, Bob. Blijf alsjeblieft van de drank af. Houd je niet meer bezig met afleiding en sterven, ga alsjeblieft leven. En misschien op een dag gunt het lot ons een tweede kans. Maar voor nu is deze over.’’

De tijd na het gesprek ging snel. Ze gaf me een kus op de wang terwijl ik mijn spullen ging pakken. De meeste dingen had ik al bij mijn ouders staan. Het enige wat nog bij haar stond waren Damian’s boeken en muziek. In stilte liep ik met de dozen in mijn ondergekotste kleren naar de bus. Mensen keken mij aan terwijl ik richting mijn ouders ging.

Maar wat boeide het nog.

Ook Katie was uit mijn leven. Kyra was weg. Damian was weg. Één voor één verdwenen ze. Eenmaal thuis trok ik een fles wodka open. Vervolgens staarde ik zielloos richting de muur totdat de tijd passeerde. Totdat mijn tranen op waren en de wereld mij eindelijk volledig was vergeten.

Dat wilde ik op dat moment.

Vergeten worden en verdwijnen. Langzaam wegvagen alsof ik nooit had bestaan. Een einde zonder pijn, zonder verdriet, zonder onafgemaakte vriendschappen en liefdes.

Maar jammer genoeg was het mijn einde nog niet.

Ik moest doorgaan. Of ik het nou wilde of niet.

Vorige post Deel 7