6.7 Pandora, moest je nou die doos openen?

Photo by Theo Gosselin

Scroll this

Het was zondagochtend en Katie was vrolijk ontbijt aan het maken. Ik zat ondertussen stilletjes aan de eettafel. De kop koffie hield ik stevig vast terwijl ik met enig verdriet naar Katie zat te kijken. Deze ochtend leek alles anders. Ik voelde me anders, ik dacht anders, het leek bijna of ik…. was veranderd. Allemaal door een droom. Een simpele, menselijke droom. Wat betekende het? Was het een teken of was het maar een agressieve fuck you van mijn onderbewuste? 

Ooh, Bobje toch. Waar ben je nu weer in beland? 

Ik voelde mijzelf leeg en mijn gedachtes waren donkerder en onheilspellender dan normaal. Vooral als het om Katie ging. Iets in mij was ervan overtuigd dat onze houdbaarheidsdatum naderde. Ik begon terug te denken aan de goede tijd met haar, ik was anders bij haar, ik voelde me veilig bij haar en ergens ook gelukkig. 

Maar toch zat er een splinter in al deze herinneringen. Pijnlijke momenten en mysteries waar ik nog geen antwoord op had, waardoor mijn vertrouwen in haar afzwakte. Want wat was er nou precies met haar zus? Wie had ze aan de telefoon, de avond voor Damian zijn uitvaart? 

Katie. 

Waar ben je allemaal mee bezig? 

Wat ben je aan het uitspoken? 

Ben je langzaam van mij aan het wegstappen?  

Heb jij mij in jouw hoofd al verlaten? 

Je hebt het recht daarop, maar moet het in al deze mysterie? 

Met een lach en twee borden kwam Katie naar de eettafel toe. Ze zette een gebakken ei voor mijn neus neer en ging zelf zitten. Voordat ze begon met eten keek ze mij aan. 

‘’Bob, is alles goed met je?’’ 

Ik reageerde niet. 

‘’Bob.’’ Sprak ze ditmaal met een bezorgde toon uit. 

Plotseling schoot ik uit mijn gedachtes en met een simpele: ‘’Wat zei je?’’ trad ik het gesprek toe. 

‘’Gaat alles goed?’’ 

‘’Ooh.’’ Zei ik terwijl ik een slok van de koffie nam. ‘’Uehm… ja. Gewoon slecht geslapen.’’ 

‘’Weet je het zeker?’’ 

Ik zette een neppe lach op mijn gezicht en stelde Katie gerust dat er niets aan de hand was. Het leek haar te kalmeren en met een lach begon ze aan haar ontbijt. Het geluid van haar bestek klonk zachtjes op de achtergrond terwijl ik langzaam weer in mijn eigen gedachtegang verdwaalde. 

Want het ging niet goed met mij. 

Die ochtend voelde ik zoveel maar tegelijkertijd ook helemaal niets. Een leegte manifesteerde zich steeds verder in mijn buik en ik voelde mijzelf met de minuut apathischer worden. Ik had nergens meer zin in. Seks leek mij te veel moeite, een wandeling maken leek mij nutteloos en zelfs het ontbijt eten leek mij plotseling triviaal. 

Ik was veranderd. 

Ik voelde het. 

Of ik voelde het juist niet meer. 

Het was op dat moment dat ik wist dat ik het goed te pakken had. De cynische Bob met een licht alcoholprobleem was eindelijk depressief. Pandora’s doos was geopend en Bob had het te pakken. Oooh, hij had het goed te pakken. Bob was enkel nog maar een leeg omhulsel van wat hij ooit was. 

Zonder iets te zeggen stond ik op en liep naar buiten. Ik stak een sigaret op, nam een hijs en keek omhoog naar de helderblauwe lentelucht. Het weer was goed die dag, de zon verblinde lichtelijk mijn ogen en normaal gesproken moest dit mijn humeur verbeteren. Maar wederom… voelde ik niets. 

De drang om te gaan drinken was ook sterker dan normaal. Ik keek op mijn mobiel, het was pas iets voor 11 in de ochtend. In mijn hoofd schold ik de tijd uit en maakte stilzwijgend de overweging om toch te gaan drinken. 

Want was tijd nou? 

Het was een menselijk concept. 

Het was ook een menselijk concept om niet te drinken in de ochtend. 

Alles was relatief. 

Tijd, drinktijden, het leven. 

Moest ik mij per se aan die concepten houden, aan de regels die mij werden opgelegd waar ik maar stilletjes aan moest voldoen? Ik voelde mij simpelweg geen mens meer dus golden die menselijke concepten dan nog wel voor mij? 

Godver. 

Ik nam opnieuw een hijs, draaide om en keek naar Katie. Ze merkte direct mijn blik op en gunde mij een van haar magische glimlachen. En toen was de keuze gemaakt. Ik moest niet gaan drinken. Niet nu. Fuck die concepten, de regels en de menselijkheid. Dat maakte allemaal niets meer uit. Ik moest het voor haar doen, voor die lach en haar geluk. Ik moest kosten wat het kost onze houdbaarheidsdatum zo lang mogelijk uitstellen want Katie, de magische wonderschone Katie, was het enige op de aarde wat mij nog deed voelen. 

Wat mij menselijk maakte. 

En dat moest ik koesteren, ik moest het beschermen met al mijn kracht en als het uiteindelijk nodig was…. met mijn leven. 

Vorige post Volgende post