7.17 We pakken je op omdat je een stuk stront bent

Photo by Sarah Bahbah

Scroll this

Was je nog maar in mijn leven. Misschien was ik dan niet zo eigenwijs geweest, mijn lieve Katie. Maar wie houd ik voor de gek. Dit is niet jouw schuld. Dit is niet de schuld van het leven, de maatschappij maar simpelweg de mijne.

Maar het is makkelijker om te denken dat ik een ander persoon zou zijn als je nog in mijn leven was. Ook al is dat alleen maar een illusie die ik mijzelf voor ogen houdt. Want toen ik eenmaal achter in de politieauto zat bedacht ik me dat dit mijn plek was. Het zal je waarschijnlijk ook niets verbazen als je zou horen dat ik een nacht in de cel had doorgebracht. We wisten beiden dat het vroeg of laat een keer zou gebeuren.

Maar gek genoeg, terwijl we vanuit ’t Hofke naar de Mathildelaan reden had ik er vrede mee. Eindelijk werd ik voor mijn gevoel gestraft. Ik verdiende het. Niet alleen voor het wildplassen. Niet voor het openbare dronkenschap maar voor anderen zondes uit het verleden waar ik mee was weggekomen.

De agenten wisten natuurlijk van niets. Mijn strafblad was schoon en tot hun verbazing werkte ik met hen mee. Ze werden zelfs lichtelijk argwanend door het onverwachte enthousiasme dat ik vertoonde. Want, vreemd genoeg, keek ik er naar uit om gestraft te worden.

Ezra wist dat het er ooit aan zat te komen.

Jij ook, Katie, laten we daar niet over liegen. Dit was datgene waar jij je altijd zorgen om maakte. Daarom hield ik van je. Jij maakte je zorgen om dingen waar ik me geen zorgen om maakte. Je was de verstandige beschermengel van mijn leven waar ik te weinig naar luisterde. Maar een persoon die niet geholpen wil worden kan je maar tot zekere hoogte beschermen van zichzelf. Dus het was alleen maar goed dat ik de consequenties van de wetgeving voor de verandering zou voelen.

Ik ging mijn tijd uitzitten voor mijn fouten uit het verleden. Voor de dronken egoïstische escapades omdat ik simpelweg niet met mijn gevoelens om wist te gaan. Voor alle vrouwen waarmee ik seks had gehad en daarna nooit meer iets van mijzelf heb laten horen. Voor Damian, omdat ik een betere vriend voor hem had kunnen zijn, voor mijn ouders omdat ik hen alsmaar aan het teleurstellen was en voor mijzelf, omdat ik zo gefixeerd was op mijn eigen geluk in de weg te zitten en mijzelf daarmee had verbannen naar het eeuwige ongeluk.

Als er een wet was dat ze piece of shits zoals ik konden oppakken, simpelweg omdat ze een dom persoon waren dan had ik allang tijd in de cel doorgebracht. Maar de wereld was niet zo.

Op het politiebureau moest ik een verklaring afgeven. Uiteindelijk zei ik maar: ‘’Omdat ik het verdien. Ik verdien het om gestraft te worden.’’ De depressie had in de gehele situatie natuurlijk ook een vinger in de pap, maar dat wilde ik nog niet toegeven want ik was herboren. Een nieuwe Bob. Ik was veranderd in een gast die relaties zou doen verbreken, simpelweg omdat hij zich verveelde en nachten zou doorbrengen in de cel, puur omdat hij te eigenwijs was om zijn penis vroegtijdig in zijn broek te stoppen.

Dat was wie ik was geworden, Katie. En in alle eerlijkheid haatte ik niet de gast die ik was geworden. Verliefd was ik nog steeds niet op mijzelf. Maar ik had er vrede mee. Ik had vrede met wie ik was geworden. Want ik moest consequenties voelen voor de fouten die ik had gemaakt en als de wereld ze mij niet wilde geven, dan zou ik de gevolgen zelf creëren.

Was het zelfdestructief? Zeker. Geen twijfel over mogelijk. Maar weken alleen en dronken doorbrengen op mijn kamer verbeterde mijn leven ook niet bepaald. Op deze manier kwam ik tenminste nog buiten en had ik mijn eigen verdraaide vorm van verkapte mea culpa’s. Dat was vooruitgang toch? Ik was veranderd, Katie.

Had je maar kunnen zien hoe ik in die cel zat. De consequenties waren mild. Naast de boetes voor wildplassen en openbaar dronkenschap moest ik de nacht uitzitten in de cel. Ze zeiden, omdat ik aantoonbaar dronken was, dat het onverantwoord was om mij naar huis te laten gaan maar in werkelijkheid wilde de agenten me verder straffen. De wijze waarop ze het zeiden met het genot in hun toon en pret in hun ogen. Ze hadden mij te pakken en ik kon er niets aan doen.

Ik liet mijzelf niet kennen. Haalde mijn schouders op en gaf aan dat ik toch geen plannen had. De cel was simpel. Armzalig zou ik bijna zeggen. Er hing een betonnen plaat die als bed diende. Er was ook een emmer die als wc functioneerde. Ze sloten de deur achter mij en voor eventjes analyseerde ik mijn tijdelijke slaapkamer.

Het was nog diep in de nacht en het zou nog minimaal een ruime vier uur duren voordat ik weer zou worden vrijgelaten in de wereld. Slapen was nog geen optie, maar om uren in de leegte van de cel te gaan staren leek ook geen optie. Er moest iets zijn dat de tijd wat sneller zou laten gaan. Ik verlangde eindeloos naar mijn telefoon. Niet om contact te vinden met de buitenwereld, maar voor muziek.

Oh, muziek, Katie. Alles was beter met muziek. Als ik aan onze tijd terugdenk dan speelt er altijd muziek in mijn hoofd af. Het maakte het nostalgischer, het leek zelfs onze tijd mooier te maken dan dat die misschien in werkelijkheid was. Mooier dan dat jij je het misschien herinnerd. Dat was wat me zo kapot had gemaakt toen jij naar Amsterdam vertrok. Ik romantiseerde onze tijd samen. Het laatste stukje geluk in mijn leven was ik verloren en die verdomde verheerlijkte herinneringen waren alleen maar olie op het vuur van de pijn.

Maar goed. Onze tijd was voorbij. Misschien voor eventjes maar waarschijnlijk voor altijd. Maar tot in de eeuwigheid zal ik je blijven herinneren met zachte melancholische akoestische muziek in de achtergrond.

In de cel was er geen plek voor die akoestische muziek. Het paste niet bij de situatie om weg te drijven in zelfmedelijden. Uiteindelijk pakte ik de emmer, ging op de betonnen plaat zitten en zette de emmer ondersteboven op de grond. Voor eventjes dacht ik na welk nummer wel passend zou zijn in deze situatie.

En toen bedacht ik het me.

Met een slecht ritme begon ik met vlakke handen op de emmer te slaan. Er kwam een vlak geluid van af maar goed genoeg om de tijd mee te doden. Ik bleef slaan. Harder. Sneller. Totdat er een ritme was wat ik herkende. De tekst van het nummer kende ik niet. Alleen de zin: ‘’I fought the law and the law won.’’

Ik bleef het herhalen.

‘’I fought the law and the law won.’’

Harder.

‘’I fought the law and the law won.’’

Begon langzaamaan te schreeuwen en in een oneindige cirkel van herhaling klonk het met een onritmische gedrum op de achtergrond.

‘’I FOUGHT THE LAW AND THE LAW WON!’’

De wereld moest het horen. De agenten. De overheid. De andere dronken gevangenen. Mijn ouders. Ezra. Damian. Kyra. Maar vooral jij Katie. Vooral jij moest horen dat ik gevochten had met de wet en natuurlijk had verloren.

Jouw vertrek had me veranderd. Het was het laatste duwtje dat ik nodig had om de chaos te accepteren. Voor het eerst in mijn leven voelde het alsof ik oog in oog stond met mijzelf terwijl de waanzin in mijn ogen aan het kolken was.

Er zat een schroefje los in mijn hoofd. Heel mijn leven al. Maar eindelijk leerde ik het te accepteren.

Allemaal door jou, mijn lieve Katie.

Waarschijnlijk beschouw je het niet als positieve verandering. Maar geloof me. Het was positief. Want in de center van die kolkende krankzinnigheid brandde mijn licht.

Vorige post Volgende post