8.19 De kruistocht naar verandering.

Photo by Isaac Zoller

Scroll this

8.18 nog niet gelezen? Geen zorgen, die vind je hier

Nieuw tot het verhaal? Begin dan bij 1.1.


Iets in mij was blij dat Shayla’s broer mij had gevonden. Er zat een bepaalde vreugde in de pijn die ik voelde. Het bloed dat langzaam uit mijn neus stroomde, de schokkende pijn in mijn ribben, de opgezwollen huid rond mijn rechteroog, ja, op een mystieke manier voelde het goed.

Een van de buren had waarschijnlijk de politie gebeld. Met zwaailichten kwamen ze na een klein kwartier woest de straat ingereden. De auto stopte direct aan mijn zij en met enige haast stapten twee agenten uit. Ze vonden mij terwijl ik bloedend op de straat lag, bekeken mijn verwondingen en zagen mij met hetzelfde cynische lachje op het gezicht. ‘’Wat is er gebeurd?’’ vroeg de kale, grote politiemeneer. Langzaam krabbelde ik omhoog en ging op de stoeprand zitten. ‘’Een meningsverschil.’’ Ergens leek het antwoord niet te volstaan. ‘’Geëscaleerd meningsverschil dan?’’ klonk er met enig sarcasme uit zijn mond. ‘’Ach.’’ Ik graaide naar het pakje sigaretten in mijn broekzak. Ook die was gezegend met enkele bloeddruppels. ‘’Soms verlies je. Soms win je.’’ probeerde ik zo nonchalant mogelijk te zeggen, maar nog steeds kroop er een vreugde door mijn lichaam die ik niet kon verbergen.

‘’Weet je wie het heeft gedaan?’’

De andere agente stond enkele meters verder toe te kijken. Haar duimen omwikkelde de riem waar al haar hulpmiddelen hingen. Ik keek naar het pistool en de gummiknuppel. Ze voelde mijn ogen branden en keek mij aan. Ik keek haar aan en lachte, onwetend dat ook mijn tanden waren gezegend met mijn levensvocht. De mannelijke agent herhaalde zijn vraag en het beledigde me.

‘’Wie denk je wel niet dat ik ben!’’ Ondertussen stak ik de sigaret aan. ‘’Tuurlijk weet ik wie het was. Anders is het wel onpersoonlijk om zomaar klappen te vangen van iemand die ik niet ken, toch? Waar is anders de intimiteit van de knuffel der agressie?’’

De agent keek met enige verwarring terwijl ik de woorden uitsprak. Ironisch genoeg had ik zelf ook geen idee wat ik zei, maar het klonk leuk. Uiteindelijk kondigde hij maar aan dat het allemaal weer rustig was, keek even naar mijn verwondingen en vroeg of ik een ambulance nodig had, maar die wees ik met alle liefde af. Ze wilde mijn legitimatiebewijs zien, ik gaf het ze en voor enkele minuten trokken ze mijn leven na. Oh. Konden ze maar eens weten wat voor zondes ik allemaal op mijn ziel had gegrafeerd. Op papier was ik een nette jongeman, hier en daar een sporadische boete voor wildplassen of andere dronken capriolen. Ik wilde ze het bijna vertellen. ‘’Arresteer me. Ik verdien het. Ik moet boeten.’’ Maar mijn ratio wist me te weerhouden en binnen een oogwenk, zo snel als ze kwamen, verdwenen ze weer.

Inmiddels stopte het bloed langzaam te stromen waarna ik strompelend terug het huis in ging. Het geluid van stromend water klonk van de bovenverdieping, wat fungeerde als signaal dat Layana was ontwaakt, maar ik had eventjes geen kracht om naar de bovenverdieping te gaan. In plaats daarvan liep ik naar de achtertuin, schoof ruw een van de tuinstoelen naar achteren en liet mijn gezicht baden in de oneindigheid van de zonnestralen. Al snel hing er weer een sigaret tussen mijn lippen en kon ik eventjes niets anders doen dan tevreden lachen naar de chaos die zich had voorgedaan.

Er zat een bepaalde onverklaarbare vreugde in mij verstopt. Ik was niet boos, ik had geen kwaad bloed tegenover de broer van Shayla, hell, er was zelfs een deel in mij dat tevreden was met wat er gebeurd was. Maar het was moeilijk om de wereld dat uit te leggen. Ik genoot van de minuten totdat Layana naar beneden zou komen, de rustgevende vogels die aan het fluiten waren, de buurman die de heg aan het snoeien was en regelmatig werd afgeleid door de willekeur van zijn kinderen en de zon, oh, de zon. Het voelde alsof het een lange tijd geleden was geweest dat ik de zon had gevoeld, echt had gevoeld.

Maar tegelijkertijd riep er een stemmetje in mij dat dit niet juist was. Ik moest boos zijn, niemand mocht me zomaar pijn doen en de tolerantie die ervoor voelde leek bijna een zonde te zijn. Het duurde niet lang, mijn korte vlucht naar de masochistische hemel kwam ruw tot een stop terwijl Layana met doorweekte haren en een verwarde blik naar beneden kwam.

‘’Moet je niet werken.’’

Ik draaide bewust niet om.

‘’Dadelijk.’’ Zei ik. ‘’Ik ga dadelijk werken.’’

Inmiddels liep Layana naar de andere kant van de tuintafel. ‘’Wel oppassen, he. Je zei al dat je op glad ijs zat.’’ Ze had de zin net uitgesproken totdat ze de rode gloed van het bloed zag. Zelfs op mijn sigaret zat er een ferme afdruk van mijn levensvocht. ‘’Bob!’’ ze snelde zichzelf naar mij toe. ‘’Wat is er gebeurd.’’ Ik probeerde het nog weg te wuiven maar ik wist dat elke poging tevergeefs was. Layana’s medelijden en zorgcomplex was daar te groot voor. ‘’Karma.’’ Zei ik. ‘’Karma. Het zat er een keer aan te komen.’’

Haar vingers gleden langzaam over mijn gezicht en voor ik het wist duwde ze ruw op een van de sneeën in mijn gezicht. ‘’Fuck!’’ schreeuwde ik en stond met een vlaag op. De plotselinge beweging was een miscalculatie die voor alleen maar meer pijn in mijn ribben zorgde. Voor nog geen seconde stond ik op mijn benen, maar zakte door de duivelse pijn vervolgens weer langzaam terug in de stoel. De sigaret was inmiddels uit mijn mond gevallen en brandde verlegen en eenzaam op de grond totdat het vuur en tabak tot een einde zouden komen.

Oh. Het was maar tijdelijk. Alles was maar tijdelijk.

Layana had een cynisch lachje gekregen. ‘’Dat deed je expres of niet?’’

Ze haalde haar schouders op. Herhaalde mijn woorden. ‘’Karma, he.’’

Ik zuchtte en zakte verder onderuit. ‘’Weet je nog die gast die mij zocht?’’

‘’Ja?’’

‘’Die heeft dit gedaan. Het was schijnbaar de broer van Shayla.’’

Ditmaal kroop er langzaam woede in haar gezicht. Ze wilde opstaan, de vaas pakken en haar belofte waarmaken totdat ze realiseerde dat hij al lang weg was. ‘’Maar het positieve aan alles is…’’ Opnieuw kroop er een storm van pijn door mijn lichaam. Er klonk een woedende, bijna primitieve kreun door mijn lichaam terwijl ik mijn persona probeerde vast te houden. ‘’Ze zit nu in een afkickkliniek schijnbaar, good for her.’’ De pijn danste langzaam door mijn lichaam en ik kon geen comfortabele positie vinden. ‘’Ergens, he.’’ Er volgde een poging om naar voren te leunen, maar ook dat werd gestraft. ‘’Fuck… ergens ben ik trots op haar dat ze het heeft gedaan.’’

Op een gekke manier was ik ook werkelijk trots op haar.

Ze nam een stap.

Had haar kruistocht richting verandering gestart.

En terwijl mijn lichaam onder de blauwe blekken en opgedroogd bloed zat, kon ik niets anders doen dan in mijn hoofd een diepe respectvolle buiging voor haar maken.


8.20 lees je hier.

Ontvang elk verhaal elke week via What’s App met een losstaande tekst. Gebruik deze link om je aan te melden.

Wil je in de tussentijd meer lezen? Check dan Kyra’s Adventures, een van de essays die ik onlangs heb gepubliceerd of lees het eerste deel van La speranza è l’ultima a morire. Of luister de playlist die ik speciaal voor Bob’s Adventures heb opgesteld. 

Foto door: Isaac Zoller