8.21: Die lul van vroeger bestaat niet meer, ik heb hem verslagen

Photo by Valentina Gurian

Scroll this

8.20 nog niet gelezen? Geen zorgen, die vind je hier

Nieuw tot het verhaal? Begin dan bij 1.1.


De verlegen rook van de wierrook dwaalde door de kamer. De zon stond fel op het raam die ons zegende met de heiligheid van het gouden uur. De geur was rustgevend, al helemaal met de comfortabele warmte die de kamillethee creëerde in mijn maag. Om het helemaal af te maken lag mijn lichaam verstopt onder de zachtste deken die ik ooit had gevoeld, terwijl mijn twee vermoeide benen languit lagen uitgestrekt op de bank. Ik verloor mijzelf in de bedrukte woorden die zich in het boek verstopte terwijl de zachte serine Jazz als een sprekende monnik door de kamer galmde. Zelfs op Katie, die inmiddels compleet was verloren in de warmte van haar eigen wereld, was er een tevreden en bescheiden lachje te bekennen.

Alles klopte eventjes.

Ja.

Het was hoe het zou moeten zijn. Simpel. Rustgevend. En op een bepaalde manier de manifestatie van geluk. Niets groots en bombastisch maar juist eenvoudig en in zekere zin verdronken in burgerlijkheid. Het maakte niet uit dat de letters in het boek onbegrijpelijk waren, of dat de muziek onritmisch en sporadisch vals klonk. Dat de thee nooit warm leek te zijn of dat de deken mijn lichaam alleen maar jeuk veroorzaakte. Zelfs de zon, die me langzaam verblinde, kreeg geen schrijntje van mijn negativiteit.

Als ik mijzelf op dat moment had kunnen zien, zou het mij niets hebben verbaasd dat er een eeuwig domme grijns op mijn gezicht stond gegrafeerd.

Met een rustige stem zei ik haar naam. ‘’Katie.’’ Maar ze reageerde niet waardoor ik mijn stem lichtelijk luider maakte. ‘’Katie!’’ Vanuit haar kant klonk een afgeleide ‘’uhuh?’’ zonder dat ze mij zegende met de stralen van haar aandacht.

Ik strekte mijn benen strekte zei ik: ‘’Ik zat te denken…’’ terwijl ik de mok van het koffietafeltje pakte. Voor een klein ogenblik ontstond er een stilte, maar deze dag zweefde zelfs moed door de lucht. ‘’Ik zat te denken, lieve schat, dat ik blij dat dit weer kan.’’ Haar aandacht was overal behalve bij mij. ‘’Kut.’’ Ik schraapte mijn keel. ‘’Ik probeer gewoon te zeggen dat ik van je hou. Dat is het… denk ik. Ja. Dat is het. Het spijt me dat ik je pijn heb gedaan, dat ik je niet gewaardeerd heb, dat mijn domme gedrag de giftige benzine was voor ons einde.’’ Met enige zenuwen ging mijn hand langs mijn gezicht. ‘’Maar ik ben blij, Katie. Gelukkig, wil ik bijna met zelfvertrouwen zeggen. Ja. Gelukkig is het goede woord.’’

De woorden vielen even weg terwijl ik haar schoonheid bekeek. ‘’Vertel me alsjeblieft dat het verleden het verleden is en dat we opnieuw kunnen beginnen.’’ Ik leunde naar voren en pakte met tederheid haar arm vast. ‘’Oké? Een nieuwe start, zonder mijn bullshit, zonder drank, zonder drama maar met een bestemming, namelijk naar die eeuwige lach van jou.’’ Het was pas op dat moment dat het me opviel dat haar arm ijzig koud was. Haar kou drong langzaam de toppen van mijn vingers binnen. Het duwde me eventjes van mijn apropos. ‘’Heb je het koud?’’ vroeg ik terwijl ik de deken van mijn lichaam verwijderde. ‘’Hier. Pak de deken.’’ De deken lag op haar schoot maar alsnog was er nog geen beweging in haar te bekennen. ‘’Ik ben veranderd, Katie. Dat moet je weten. Die lul van vroeger bestaat niet meer, ik heb hem verslagen. Verbetering is eindelijk gekomen en ik hoop simpelweg dat ik die verbetering samen met jou kan spenderen.’’

 De stilte leek een eeuwigheid te duren. Er ontsnapte een lichte zucht uit me. ‘’Denk er maar over na.’’ Zei ik. ‘’Ik snap als je erover na moet denken. Er is natuurlijk veel gebeurd tussen ons. Het enige wat ik hoop is dat jij de verandering ook ziet.’’ Mijn hand verliet haar arm en mijn aandacht keerde weer terug naar het boek. Plotseling waren alle letters verdwenen. Met irritatie sloeg ik de pagina om maar ook daar was er geen enkel spoor van schrift te bekennen. Inmiddels begon de muziek nog valser te klinken en het geluid van auto’s drong op de voorgrond. Tussen alle geluiden door klonk er een geschreeuw. De vlam op het stokje wierrook was plotseling groter geworden en terwijl ik een keer knipperde was het stokje verdwenen. ‘’Katie?’’ klonk er verward uit me. ‘’Katie?’’ Ik pakte haar vast maar mijn hand verdween door haar heen. Ze draaide haar gezicht langzaam om en met een griezelige lach keek ze mij op een uitlachende manier aan, gevolgd door een teleurstellende zucht.

‘’Hoe vaak moet je het leren, Bob, dat verandering maar een illusie is, dat goedheid niet in jou zit en dat je alles verdient, behalve geluk?’’

Er kroop een kou door de kamer en het vage geschreeuw werd luider op de achtergrond. De zon werd plotseling vervangen door de onverwachtheid en het mysterie van de nacht. Het boek wat in mijn handen lag bevatte plotseling dezelfde woorden die Katie uitsprak. Illusie. Dat was gearceerd. Dikgedrukt. En vormde het centrale punt van elke pagina. Ik bladerde verder, mijn adem werd onritmisch en een zekere angst nam mij over. ‘’Jij bent alles wat fout is.’’ Vervolgde Katie in een monotone en verveelde stem. ‘’Niet het verleden. Niet het overlijden van Damian. Niet jouw jeugd, maar jij. Je bent jouw eigen vergif.’’

En terwijl de bladzijdes voorbij vlogen verschenen ook de nieuwe woorden op de pagina’s. Alsof ze gegrafeerd stonden in de tijd en het boek zelf vol met waarheden stond. Er vlogen wat onbegrijpelijke woorden uit mijn mond die opzoek waren naar een verklaring, naar hoop, naar enige vorm van verlichting. Maar het enige wat ik wist te produceren was een stel onsamenhangende klanken. Als een insect kroop een schuldgevoel over mij heen, zo intens, dat ik niets anders kon geloven dat ik gestraft moest worden voor wat ik was, namelijk gif.

Die laatste hoop had ik onbewust al uitgevoerd. Mijn ogen opende langzaam en het eerste wat ik zag waren de stenen van de weg. Ik voelde iets ruw trekken aan mijn arm en plotseling stond ik op twee benen. Mijn zicht was vertroebeld en schommelde tussen de wazigheid door. Terwijl ik mijn balans probeerde te vinden stootte mijn voet tegen een fles aan, die vervolgens langzaam over de stenen begon te rollen terwijl het geluid van mijn straf door de wereld galmde.

Ik keek even naar boven en staarde regelrecht in de ogen van de sterren maar al snel volgden er woorden van een ander. Langzaam richtte ik mijn gezicht op een vrouw die ruw mijn arm vasthad. Woede heerste over heel haar gezicht en met enige agressie duwde ze mijn slappe lichaam een kant op. Ze zei iets in de trant van: ‘’En nou opgeflikkerd!’’ waarna een duw volgde. Voordat ik het wist lag ik opnieuw op de grond en het duurde even totdat ik weer op beide benen stond. De weggerolde fles lag enkele meters van mij vandaan en met enige moeite wist ik hem weer in mijn bezit te krijgen. Ik oriënteerde mijzelf en realiseerde me dat ik ergens in een woonwijk stond. Mijn fiets zat verstopt in de bosjes van iemands voortuin en terwijl ik hem oppakte zag ik dat dat de goed verzorgde tuin was gezegend met braaksel. Ik dacht er niet al te veel over na en concludeerde dat het vloeistuf een gunst van mij moet zijn geweest.

Al snel strompelde ik doelloos door de straat. Zonder een locatie in gedachten en zonder een wens naar een bestemming. Mijn rechteroog voelde dik aan. Dat was iets nieuws. Met mijn telefoon probeerde ik met de selfie camera te kijken wat het was. Het gezicht wat ik via mijn telefoon aankeek zag er vermoeid en gehavend uit. Diepe rode wallen en melancholie in de ogen. Ik had medelijden met de jongen die ik zag, maar al snel verloste ik een klein ironisch lachje en dacht: ‘’Wat een verloren zaak is het ook’’. De pijn had ik ook al snel herleid. De huid was dik en er waren meerdere kleuren verstopt in de zwelling. Waarschijnlijk had ik weer iets gedaan, iets gezegd op het moment dat ik beter op mijn tong kon bijten, gelachen terwijl ik beter kon weglopen.

Ik was veranderd.

Zag je dat?

Ik was veranderd.

Want ik zwierf weer met een fles over straat, alleen en afgezonderd. Oh. Wat was ik toch veranderd. Als viering opende ik de fles en nam een euforische slok. Bij de eerste proefde ik niet en slikte het door. Bij de tweede ging het wat trager en een giftige smaak verspreidde zich over mijn tong. Voor een milliseconde twijfelde ik of ik het gewoon zou doorslikken of zou uitspugen en al snel zegende ik de woonwijk met de onbekende vloeistof. Pas toen ik de fles richting een lantaarnpaal hief, realiseerde ik me dat ik mijn eigen urine aan het drinken was.

Oh.

Wat was ik toch veranderd.


Lees 8.22 hier.

Ontvang elk verhaal elke week via What’s App met een losstaande tekst. Gebruik deze link om je aan te melden.

Wil je in de tussentijd meer lezen? Check dan Kyra’s Adventures, een van de essays die ik onlangs heb gepubliceerd of lees het eerste deel van La speranza è l’ultima a morire. Of luister de playlist die ik speciaal voor Bob’s Adventures heb opgesteld. 

Foto door: Valentina Sara Gurian

1 Comment

Comments are closed.