8.26: Denk je dat ze bier hebben?

Photo by Troy Freyee

Scroll this

8.25 nog niet gelezen? Geen zorgen, die vind je hier

Nieuw tot het verhaal? Begin dan bij 1.1.


De stilte leek een eeuwigheid te duren en door de woordeloos lucht leek er een broederschap van gedeelde pijn te ontstaan. Ezra, die overduidelijk het verdriet probeerde maskeerde veegde een lichte traan weg. Zijn ogen hadden inmiddels een waterige-rode kleur en terwijl hij mij aankeek zei hij: ‘’Ik ga zo naar zijn ouders. Wil je mee? Ik denk dat ze het fijn vinden om jou ook even te zien.’’

Oh. En de oude vertrouwde twijfel wist de touwtjes van mijn bestaan weer te bespelen. Voor eventjes zocht ik naar woorden, maar het enige wat ik met enige kwetsbaarheid wist uit te spreken was: ‘’Weet je het zeker?’’.

Ezra gooide met kracht zijn hand op mijn schouder waardoor mijn bovenlichaam lichtjes naar voren werd geduwd. ‘’Tuurlijk, jongen. Je was tenminste ook een goede vriend van hem.’’ En daar waren die woorden weer. ‘’Een goede vriend’’ wat het ook mocht betekenen. Inmiddels had ik mijzelf ervan overtuigd dat ik geen ware vriend van Damian was, maar een masochist die genoot van zijn eigen lijden. Dat was het. Dat moest het zijn. Maar het leek alsof het een van mijn donkerste en diepste geheimen was die ik nooit met de wereld kon delen.

Ik knikte. Nam een grote slok van mijn bier. ‘’Ach. Het bier is toch op. Ik ga wel mee.’’ We wisten beide dat het maar een simpele smoes was, zodat ik niet hoefde te zeggen wat ik echt voelde. Ezra ging gelukkig mee met mijn fictieve nonchalante reactie, stond op en stak zijn hand uit. ‘’Je handen zijn inmiddels schoon, neem ik aan?’’ Voor de zekerheid veegde ik de onzichtbare viezigheid af op het gras, nam de hand aan en zei: ‘’Als je mij bent, dan zijn jouw handen nooit schoon.’’ Er verscheen een tevreden lachje op zijn gezicht en met dezelfde kracht waarmee hij mijn bovenlichaam bijna op de grond wist te slaan, stond ik nu binnen no-time op twee benen.

Hij nam een stap richting de weg toen ik: ‘’Ezra’’ zei. Hij draaide zich om, wilde overduidelijk mijn naam uitspreken maar slikte hem ditmaal door. ‘’Wat is er?’’ Uit de emotionele ongemakkelijkheid haalde ik nog een sigaret tevoorschijn. ‘’Denk je dat ze bier hebben?’’. Hij leek iets diepers achter deze woorden te horen en zijn tevreden lachje bleef aanhouden, maar ditmaal kroop er ook een sympathie in zijn ogen, die me op een vreemde manier, kwetsbaar liet voelen. ‘’Tuurlijk. Er is bier.’’

‘’Oké’’ klonk er met nervositeit. ‘’Oké’’ herhaalde ik. ‘’Dat is goed, bier is lekker.’’

Met mijn handen verborgen in mijn broekzakken en een sigaret die vrij bungelde tussen mijn lippen vertrokken we richting de ouders van Damian. Een kwetsbaarheid hing als een wolk om mij heen en op een vreemde manier voelde ik me kinderlijk. Niet wetend wat ik moest doen, niet wetend wat ik moest zeggen of wat ik met mijzelf aan moest. Het werd steeds duidelijk dat ik mijn comfortzone aan het verlaten was, en op vreemde manier was dat langgeleden dat ik die werkelijkheid had verlaten. Oh. Ik was bang. Bang voor de elementen, bang voor de ogen van de buitenwereld, bang voor het spiegelbeeld dat zich verstopte in elke schaduw van de aarde. Voor eventjes voelde het alsof mijn ziel terecht stond, en ik had geen goede verdediging voor mijn bestaan op deze aarde.

We stonden voor een rijtjes huis in Strijp. De manier waarop Ezra aan de bel trok liet blijken dat hij hier al vaker was geweest. Er zit enige zelfverzekerde comfort in alle bewegingen en in de ruit in de voordeur zag ik mijn eigen weerspiegeling. Daar zag ik het complete tegenovergestelde. Na een minuut was er nog geen reactie, Ezra belde nog een keer en een klein deurtje in de voordeur open. Ezra’s naam werd met ingeperkte enthousiasme gezegd door een zware, rustgevende stem. De deur opende en daar achter stond Damian’s vader. Met de verwilderde grijze haren, een bril die diep gevestigd op zijn neus en een stoïcijnse lichaamshouding.

Vragen over koffie en thee passeerden, beleefheden werden uitgesproken terwijl er een gemoedelijke sfeer rondom de olijfkleurige hoekbank hing. De moeder heette Astrid, de vader Frank, daar kwam ik langzaam achter. Het werd steeds duidelijker dat Ezra een intieme band met hen had, of dat al voor de dood van Damian was, bleef een mysterie, maar toch schreeuwde de oude vertrouwde jaloezie in mij, dat snel werd gevolgd met een schuldgevoel. Waarom precies, dat wist ik niet, maar iets in mij haalde de metaforische zweep uit toen ik realiseerde dat ik maar weinig wist van Damian’s wereld. Ik kondigde in mijn hoofd al snel aan dat ik was verdronken in egocentrische zelfmedelijden en geen oog had voor al het andere. Oh. Wat een dwaas was ik! Zo dom! Zo simpel! Zo zelfzuchtig!

In de woonkamer had ik geen andere woorden gezegd dan: ‘’Hey.’’, ‘’Graag’’ en ‘’’Dankjewel.’’. Na een korte twintig minuten in stilte te hebben gezeten en enkel maar een getuige was van het gesprek tussen Ezra en de Damian’s ouders besloot ik om te roken.

‘’Vinden jullie het erg als ik ga roken?’’

Astrid, vol sympathie zei: ‘’Tuurlijk niet jongen.’’

Ik stond op en voor een ogenblik wilde ik gaan lopen zonder enig idee waar ik naar toe kon. ‘’Uehm…’’ begon ik. ‘’Waar kan ik eigenlijk roken?’’ Astrid stond op en begeleidde me naar de achtertuin. Daar stak ik direct de sigaret op, maar ze bleef hangen. Ze zette een stap naar binnen, stopte en draaide zich om. ‘’Bob.’’ Klonk het twijfelend. ‘’Ik wil even zeggen dat we het fijn vinden om jou te zien. Damian sprak alleen maar lof over jou.’’

Er kwam een beleefde lach op mijn gezicht terwijl mijn ogen naar de grond sloegen. ‘’Dankjewel.’’ Zei ik. ‘’Hij was een unieke jongen. Een goede vriend.’’

Ze leunde tegen de deurpost en sloeg haar armen in een. ‘’Ja, dat was hij zeker.’’ In haar ogen verscheen een vlaag van pijnlijke nostalgie. Direct zag ik wat er gebeurde. Ik herkende het. Ik begreep het. De bitterzoete tirannie van de herinneringen. Het genot dat je ze hebt, de pijn dat je weet dat ze nooit meer terug zullen komen. Terwijl ik mijn gezicht verborg achter de sigaretten rook zei ik: ‘’Het spijt me dat ik nu pas mijn gezicht laat zien.’’ Haar ogen werden plotseling groot van verbazing. ‘’Daar hoef jij je helemaal niet voor te verontschuldigen!’’ schreeuwde ze uit.

‘’Jawel.’’ Ik keek even naar boven. ‘’Het voelt alsof iets wat ik had moeten doen, maar te lui was om te doen.’’

‘’We weten beide dat het geen luiheid was.’’

De eeuwige eigenwijsheid kwam naar boven. Ik schudde mijn hoofd. ‘’Dat was het wel.’’

‘’Waarom ben je zo hard voor jouzelf, Bob?’’

Ditmaal was ik diegene die verbaast naar haar keek. De vraag, de confronterende vraag waar ik maar geen antwoord op wist te krijgen. Beroofd van elk mogelijk antwoord keek ik haar aan. Ze moest iets hebben gezien in mijn ogen, want al snel verwaterde ze de plotselinge vraag. ‘’Ik bedoel het goed, maar we hadden het een en ander van Ezra gehoord. Ergens is het mooi om te zien hoe erg Damian je heeft geraakt, maar het hoeft niet zo te zijn.’’

Opnieuw schudde ik mijn hoofd. ‘’Wat ik heb ervaren is niets bij wat jullie hebben moeten doormaken.’’

‘’Het is geen wedstrijd.’’

Ik grinnikte even. Ongemakkelijk bewoog ik met mijn lichaam en zuchtte.

‘’Alles is gewoon veranderd sinds hij is overleden, en ik kan er maar geen vrede mee krijgen. Ergens heb ik mijzelf overtuigd dat het mijn schuld is, dat ik iets had moeten doen, iets moeten zeggen, maar daarin tekort schoot. Het is onredelijk. Ik weet het. Maar ik kan dat gevoel maar niet van me afschudden.’’

Haar ogen kregen een pijnlijke medelevende uitdrukking.

‘’Het voelt gewoon alsof ik hem heb vermoord, maar niemand ziet dat ik de dader ben en gewoon met mijn leven verder mag Ik word een vriend van hem genoemd, maar voor mij voelt het alsof ik hem genadeloos in de rug heb gestoken.’’

In dat moment verbaasde ik mijzelf met de woorden die ik uitsprak. Ze kwamen eruit. Ze moesten eruit. Iemand moest het aanhoren. Ik was geen slachtoffer, ik was de dader. Mijn handen waren doorweekt in bloed. Een beetje van mij, maar het over grote deel was Damian’s.


Lees direct 8.27. Deze vind je hier.

Ontvang elk verhaal elke week via What’s App met een losstaande tekst. Gebruik deze link om je aan te melden.

Wil je in de tussentijd meer lezen? Check dan Kyra’s Adventures, een van de essays die ik onlangs heb gepubliceerd of lees het eerste deel van La speranza è l’ultima a morire. Of luister de playlist die ik speciaal voor Bob’s Adventures heb opgesteld. 

Foto door: Troy Freyee