8.45: Een reden voor het redeloze

Photo by Sofiya Loriashvili

Scroll this

8.44 nog niet gelezen? Geen zorgen, die vind je hier

Nieuw tot het verhaal? Begin dan bij 1.1.


Dagenlang hoorde ik niets van Malou. Met enige bezorgdheid bewoog ik weer naar het zuiden, me afvragend of dit het einde was van onze kleine romance. Het leek alsof ik wakker was geworden uit een vage koortsdroom, waarin de beelden zo levendig leken. Maar nu ik eenmaal terug in de realiteit was, moest ik verwerken dat het allemaal slechts een verbeelding van mijn eigen brein was. Ik werd wakker in hetzelfde bed waar ik al lange tijd in wakker werd. Layana had nog steeds hetzelfde ochtendritme: haar wekker ging om 05:30, gevolgd door een douche, een uitgebreid ontbijt, drie koppen koffie en een sessie van veertig minuten in de badkamer om zichzelf presenteerbaar te maken voor de wereld. Na twee nachten zat ik ook weer in mijn oude ritme. Soms zweerde ik dat Malou niet bestond, dat het allemaal maar een net iets te echte droom was en ik de achtbaan van emoties in een schamele acht uur slaap kon trotseren.

Maar Malou bestond. Gelukkig en jammer genoeg. Met mijn telefoon in mijn hand en haar nummer paraat, ijsbeerde ik als een bezetene door de achtertuin, tot grote irritatie van Layana. Het was nooit helemaal duidelijk wat haar nou het meest irriteerde: mijn nerveuze bewegingen of het feit dat er plotseling onzekerheid uit mijn poriën stroomde. Ze merkte terecht op: “Maar je was toch helemaal niet zo enthousiast over haar?” “Klopt,” zei ik mompelend, terwijl de sigaret tussen mijn lippen danste. “Ja.” Herhaalde ik. “Ja, nee, weet je wat het is…” maar ik stopte met spreken. Layana gooide haar hoofd naar achteren, sloot haar ogen en gaf zich voor een ogenblik over aan de eerste zonnestralen van het seizoen. “Wat is het, Bob?”

“Weet ik eigenlijk niet.” Ik nam ook plaats in een van de tuinstoelen. “Dat is het probleem.”

Ze opende haar ogen en haar pupillen hadden even een kleurrijke intensiteit. “Dat je het niet weet?” vroeg ze. Ik tikte de sigaret af en zag de gele verkleuring op mijn nagels. “Waarom doe ik dit nog?” zuchtte ik in mijn gedachten en keerde terug naar Layana.

“Ze wijst me af. Dat is duidelijk. Maar waarom?”

Ze haalde haar schouders op. “Schat.” Ze noemde me altijd ‘schat’. Er zat iets moederlijks in de toon waarop ze de eerste letters uitsprak: de ‘ch’ klonk meer als een harde ‘g’ en de ’t’ liet ze vaak los, waardoor het woord niet altijd fonetisch werd afgesloten en je als ontvanger alleen maar kon snakken naar het vervolg van de zin. “Het maakt helemaal niet uit waarom.” Opnieuw sloot ze haar ogen en zei enigszins nonchalant: “Ze wijst je af, leg je erbij neer. Ga verder. En accepteer dat je niet altijd een ‘waarom’ in het leven krijgt. Soms gebeuren dingen zonder dat je een duidelijke verklaring krijgt. Het gebeurt gewoon.”Ha,” zei ik. “Wie had gedacht dat er een filosoof in deze verzekeringsagente zat.” Layana stak haar handen uit, draaide ze een kwartslag wat een zekere sierlijkheid met zich meebracht, en boog daarbij haar polsen. “Onderschat mijn wijsheid niet. Ze noemen mij niet voor niets het orakel van het zuiden.”

Ik lachte. “Wie doet dat?”

“Ze,” antwoordde ze direct, met een bepaalde starheid in haar stem. Daarna sloot ik mijn ogen ook, maar het zat nog steeds niet lekker. Ik hoorde de wind door de bomen waaien, het verre geluid van een rijdende auto en vogels die over ons heen vlogen, op weg naar betere, maar vooral zonnigere plekken. Ik was gewend dat het eindigde met een knal, een moment, een fout waarop de stekker er abrupt werd uitgetrokken, het hart van de romantiek stopte met kloppen en, met de chaotische piep van een flatline, de aarde zou verlaten. Het waren de tranen, het geschreeuw, het gesmeek en de enkele vliegende voorwerpen die bij het landen in tientallen stukken braken, die voor mij het einde betekenden. Maar dit, het vervagen en woordeloos verdwijnen van Malou, voelde des te pijnlijker aan. Er waren geen beschuldigingen. Geen dramatische monologen. Het begon met “Ga weg” en eindigde daar ook mee. Alles daartussen zou een pijnlijk mysterie blijven. Jarenlang probeerde ik logica te vinden, logische consequenties van acties en reacties, fouten die uiteindelijk zouden leiden tot afscheid. Woorden die beter niet gezegd hadden kunnen worden, maar net zoals bij Damian was met Malou ook de conclusie: dingen gebeuren nu eenmaal. Dat was het. Zo simpel en zo complex.

Het gebeurde.

Zij had waarschijnlijk haar redenen, en waarschijnlijk zou ik geen enkele daarvan begrijpen.

Het gebeurde simpelweg.

Er waren geen antwoorden. Het moest zo zijn. Het werkte niet tussen ons, blijkbaar. Ze wilde wat anders, ze had genoeg van mij, prima. Zo was het nou eenmaal. Althans, dat bleef ik in mijn hoofd herhalen in de hoop dat ik de acceptatie die ik als een mantra herhaalde, ook zou geloven. Maar ik deed het niet. Er was geen acceptatie. Enkel verwarring, frustratie, en – ik haatte het om toe te geven – onzekerheid. Uiteindelijk, laat in de avond, rond een uur of elf, merkte ik dat ik aan het breken was. De telefoon lag nog in mijn hand. Ik zuchtte, zei “Fuck it” en belde haar. Hij ging direct naar voicemail.


Geduld, doe rustig. 8.46

komt snel online.

Ontvang elk verhaal elke week via What’s App met een losstaande tekst. Gebruik deze link om je aan te melden.

Wil je in de tussentijd meer lezen? Check dan Kyra’s Adventures, een van de essays die ik onlangs heb gepubliceerd of lees het eerste deel van La speranza è l’ultima a morire. Liever geen verhaal, check dan het archief Losse Woorden of luister de playlist die ik speciaal voor Bob’s Adventures heb opgesteld. 

Foto door: Sofiya Loriashvili

1 Comment

Comments are closed.