Ken je dat moment waarop de muziek stopt, maar het feest nog niet voorbij lijkt? Of dat je thuiskomt, de lichten aandoet, en ineens beseft dat niemand je ooit écht gevraagd heeft hoe het met je gaat?
En Toen Was Er Niks is een literaire serie over precies die stiltes. Over mensen die verder leven alsof er niets aan de hand is, terwijl er vanbinnen iets knakt. Over liefdes die blijven hangen in gedeelde ontbijten maar geen woorden meer hebben. Over vaders die niets zeggen, moeders die te veel geven, en een stad die altijd verder beweegt, ongeacht of jij stil blijft staan.
Het blauwe felle licht weerspiegelde in de regenplas. Wat zojuist nog een orkest van sirenes en chaos was, werd nu vervangen door stilte. Tony vond het altijd vreemd om zwaailichten zonder geluid te zien. Het klopte nooit. Een zwaailicht hoort te schreeuwen, niet te fluisteren. Nu draaide het als een vergeten discobal, nagloeiend van een feest waar niemand meer was.
Tony bevond zich achter het politie-lint en keek naar het wrak dat voorheen een Peugeot 308 moest voorstellen. Veel was er niet van overgebleven. De voorruit lag in meerdere stukken en stak gedeeltelijk uit de auto. Het dak, inmiddels gedecoreerd met meerdere diepe deuken en gaten. De bestuurder zat strak bekneld tussen het dak, de airbag en de boom die was geraakt. Het was al lang duidelijk dat de bestuurder niet meer te redden was. Dat bracht een vreemde rust over de scene terwijl de brandweer met man en macht het lichaam uit de stoel poogde te krijgen, maar de impact van de boom had de bestuurder en de auto zo goed als samengesmolten.
Het was nat die nacht. Laurine was niet blij dat Tony’s pieper af ging. Ze zuchtte geïrriteerd en gooide haar kussen op haar gezicht terwijl Tony zich klaar maakte voor het nieuws dat geen tijd kende. Als journalist moest hij dag en nacht paraat staan. Elke scheet, elk ongelukje, elk gevallen glas bier moest worden gerapporteerd. Dat was zijn rol als journalist, hij was de ogen en oren van de maatschappij. Dit zorgde ervoor dat hij nu op een afgezette N69 stond, toekijkend hoe het levenloze lichaam van een man, die verassend genoeg sterk was afgetraind, werd verwijderd uit zijn laatste rustplaats. Het maakte niet uit waar hij naar toe ging, hij zou zijn eindbestemming nooit behalen. Dit was het voor die man. Het einde. Alles wat er nodig was, was een foutje op de weg, een ongelukkig geplaatste boom en vermoedelijke hoge snelheid of een kortstondig moment van slaperigheid, om alle stress, hopen en dromen die deze man met zich meedroeg eeuwig te verwijderen van deze aardbodem.
Tony probeerde, net zoals een stel andere verslaggevers, de aandacht te krijgen van een van de politieagenten die aanwezig waren op de plaats van het ongeluk, maar stuk voor stuk deden alle personen in uniform net alsof de verslaggevers niet bestonden. Een maar al te bekend schouwspel voor Tony. De meeste collega’s van Tony deden niet eens hun best. Af en toe gooide ze een vermoeid handje op. Er hing een algemene vermoeidheid in de lucht. Niemand wilde hier zijn. Iedereen wilde terug naar de warmte en comfort naar hun bed. Zij wilden weg, weg van de regen, weg van de stilte van de nacht en weg van de dood.
Er stond een ambulance, maar iedereen wist dat die er alleen pro forma was. Er was niemand meer te redden. Een vrouw, zittend aan de achterkant van de ambulance in een blauw-geel reflecterend uniform liet een diepe gaap uit, rookte een sigaret en keek verveeld rond. Ze keek het bos in die de N-weg aan beide kanten omsingelden, in de hoop dat ze iets merkwaardigs zou zien, maar het enige wat ze vond was de duisternis van de nacht.
Voor Tony stonden twee agenten te spreken. Een domineerde in het gesprek en leek instructies te geven aan zijn veel jongere collega. De man oogde vermoeid — niet van slaapgebrek, maar omdat hij deze dans al honderden keren had uitgevoerd. Hij was er overduidelijk klaar mee. Het liefst wilde hij deze repetitie overslaan zodat hij ergens in een felgekleurde polo en niet matchende korte broek de rest van zijn leven kon spenderen aan de Costa Brava terwijl hij in gebrekkig Engels communiceert met de lokale Spaanse bevolking.
Het was hem niet gegund. Nog niet. In plaats daarvan liet hij zijn jonge collega los op de verslaggevers. Tony zag hem nerveus op het groepje afkomen dat gewapend was met notitieblokken, camera’s en een enkele microfoon. Voor niemand was het nieuw, behalve voor de agent.
*‘’Uehm.. ja, goedenavond, of ik bedoel inmiddels goedemorgen. Dus er is een, uehm.. ongeval gebeurt. Eenzijdig. Een eenzijdig ongeval.’’ *Stotterde de agent uit. Niet alle verslaggevers schreven mee. Voor hen was het verhaal al lang geschreven, behalve voor Tony, toch voor de zekerheid noteerde hij alles wat de agent te melden had. De korte remweg, iet een indicatie gaf dat de bestuurder te hard reed en te laat zag dat hij begon te zwieren. Wellicht zat die op zijn telefoon, een bericht te versturen naar het thuisfront dat die elk moment thuis zou zijn, maar uiteindelijk bleek dat een leugen te zijn. De man zou nooit meer thuiskomen. Of hij was onwel geworden achter het stuur, plotseling overvallen door een verstopt medisch kwaaltje dat zat te wachten op het perfecte moment om zijn gastheer om te leggen, of stroomde het de resultaten van de verleiding door zijn bloed. Een paar glazen bier, een Bacardi-cola, een shot Tequila, want het kan geen avond met fouten zijn, zonder tequila.
Niemand zou er ooit achter komen wat er precies was gebeurt. Zelfs Tony had er geen interesse in. Het was een eenzijdig ongeluk. Een kapotte auto, een beschadigde eikenboom en een dode man — geen verhaal dat groot nieuws zou worden. Zijn naam zou nooit in een artikel komen, alleen zijn familie en vrienden zouden weten dat hij dit was. De politie zag er het nut niet van in om de exacte oorzaak te achterhalen. De grootste prioriteit was inmiddels om de rotzooi weg te halen en te laten lijken alsof er nooit iets gebeurd. De familie was ingelicht, maar niemand kwam naar de plek van het ongeluk. Het stoffelijk overschot, werd geborgd, het wrak werd weggesleept en er werd een collectieve zucht uitgelaten toen de zon opkwam. Iedereen hoopte al thuis te zijn voordat dit gebeurde.
In de auto klapte Tony snel zijn laptop open en tikte 25 woorden over het ongeluk: ‘’*Bij een eenzijdig ongeval op de N69 bij hectometer paal 47 is een 36-jarige man uit Borkel om het leven gekomen. De politie doet onderzoek’’ *en sloot de laptop weer. Dat was het. Het einde van de man. De laatste punt van het artikel en de laatste keer dat de wereld stil zou zijn bij deze persoon zodat hij naamloos vereeuwigd is in een artikel van 25 woorden. Dit was niet zijn droombaan maar beschouwde het als een treden in de trap die hij aan het betreden was. Het zou beter worden. Zolang hij de uren maakte. De opofferingen maakt. Dan zou hij op een dag de verhalen kunnen maken waarover hij droomde. Diepe analyses over structurele ongelijkheid in de maatschappij, ministers en politici aan hun tanden voelen. Corruptie blootleggen en opkomen voor de stemloze in de maatschappij.
Hij stuurde het verslag op en reed terug naar zijn bed. Naar zijn slaapkamer in Tilburg waarvan hij hoopte dat Laurine er nog steeds zou liggen. Met haar verwilderde haar en de gerijpte ochtendadem. Tony hield er van. Het was veilig, vertrouwd, en op een manier beeldschoon. Maar deze ochtend was zijn droombeeld niet uitgekomen. Toen hij de voordeur opende in hun nieuwbouw appartement in Reeshof hoorde hij het water stromen in de badkamer. Het was 05:45. De tijd dat Laurine opstaat als ze naar Amsterdam gaat.
Hij liep naar de keuken, ging aan de keukenbar zitten en maakte voor zichzelf ontbijt. Niet veel later kwam Laurine volledig gekleed in haar uniform van de advocatuur bestaande uit een zwarte rok, een panty en een wit overhemd. Laurine’s haren waren verwikkeld in een handdoek.
*‘’Hoe was het?’’ *zei ze terwijl ze zelf een kom pakte.
‘’Oké, het was een eenzijdig ongeluk. Man is overleden. Niet heel veel spannends.’’
‘’Er is iemand overleden en je noemt het niet spannend?’’
‘’De eerste keer misschien, maar er rijden meer mensen zichzelf dood tegen een boom dan dat je zou verwachten.’’
Er was even een stilte terwijl Laurine haar ontbijt klaar maakte. ‘’Hoe laat verwacht je vandaag thuis te zijn?’’ vroeg Tony terwijl hij nog een lepel van zijn yoghurt-granola mengsel in zijn mond stopte. ‘’Laat.’’ Zei Laurine. ‘’Je weet hoe het is.’’. Nog een schep volgde. ‘’Heb je nog iets gehoord van jouw moeder?’’ *Hij schudde zijn hoofd. ‘’Nog niet. Ik bel haar vandaag.’’. ‘’Wens je veel beterschap van mij, oké?’’. ‘’Doe ik.’’.
In de ochtend waren de gesprekken kort. Dat was altijd al zo. Het was niet uit onwil, maar uit vermoeidheid. Voor hen moest de ochtend zo simpel mogelijk zijn. Kort en effectief. De ochtend was de vijand van slaap.
Laurine begon verder met haar ochtendritueel, Tony zat aan een kop koffie. Ze stond in de badkamer en keek geconcentreerd in de spiegel terwijl ze met een stijltang zichzelf toonbaar maakte. Ze praatte lichtelijk in haarzelf om zichzelf te herinneren wat ze vandaag moest doen. Hoe laat haar trein naar de zuid-as vertrok. Welke meetings ze deze dag had gepland en welke documenten klaar moesten zijn. Laurine had haar twijfels over haar werk uitgesproken tegen Tony, maar Tony stelde dan de vraag wat ze anders zou gaan doen. Daar had ze geen antwoord op. Ze zei dat ze overal wel aan de bak kwam met een diploma in rechtsgeleerdheid, maar als Tony om voorbeelden vroeg had ze deze niet paraat. Laurine hield van abstractie, Tony hield van concreetheid. Daarom paste ze zo goed bij elkaar, omdat ze niet op elkaar leken.
Laurine was opgegroeid in een vrijstaand-huis waar meerdere auto’s op de oprit stonden. Minimaal drie lange vakanties in het jaar, een keer naar de piste, naar de zon en afhankelijk wat hun hartje begeerde was de derde vrij spel. Tony daarentegen was, voordat hij Laurine had ontmoet, nooit verder gekomen dan Duitsland. Zijn moeder had nooit het geld. Zijn vader was al lang vertrokken. Hij groeide op met incassobureaus, deurwaarders en een bijstandsuitkering. Laurine groeide op in overvloed. Tony groeide op in tekort. Zij had teveel, hij te weinig.
Toch waren de verschillen onvoldoende om hen ervan te weerhouden om verliefd te worden. Ze ontmoette elkaar in de universiteit. De bibliotheek om precies te zijn. Laurine was gestressed voor een van haar tentamens in rechtsfilosofie terwijl Tony boeken aan het verzamelen was die hij in zijn vrije tijd kon lezen. Dostojevski, Tolstoj en Kafka. Hij wilde klassiekers. De oude stemmen. Ze maakten oogcontact. Laurine zag zijn zwarte krullen en simpele kledingstijl dat bestaande was uit de uitverkoop artikelen van de C&A en H&M. Het was iets op de manier hoe hij de boeken onder zijn arm droeg dat ze eventjes al haar stress vergat. Alle verwachtingen en doemscenario’s gingen als sneeuw voor de zon weg en zag een oase van rust. Tony zag een ijverig meisje. Ze keek hem aan met lichte paniek, maar hij voelde zich gezien. Op een bepaalde manier betrapt. Hij had geen persoonlijkheid die hem vaak aandacht gaf. Hij luisterde. Dacht na. Stelde af en toe een kritische vraag die niet altijd gewaardeerd werd. Hij schaamde zich voor zijn achtergrond. Op de universiteit kreeg hij regelmatig vragen over hoe het was om op te groeien in de bijstand. Of zijn moeder dan toch te lui was om een baan te vinden. Hij voelde zich altijd alsof hij een wereld wilde betreden waar hij niet thuis hoorde. Alsof er een permanente stinkende schijtgeur van armoede om hem heen hing en waar hij ook kwam, die geur nooit van zich af kon schudden. Maar daar was dat meisje dan, Laurine, zou hij snel ontdekken, wellicht had zijn een genetisch defect waardoor haar geur permanent was verstoord, maar het leek haar niet te storen. Ze was niet geïnteresseerd in zijn achtergrond of zijn financiële staat, ze was geïnteresseerd in wie hij was.
Dit was acht jaar geleden. Nu wonen ze al twee jaar samen in een appartementje op de vijfde etage in Tilburg. Het staat gevuld met voornamelijk simpel IKEA-meubilair. Er staan enkele planten op de vensterbanken maar overal is het een bescheiden optrekje. Een plek waar ze wekelijks flessen wijn opdrinken met stinkende Franse kazen, waar ze seks hebben alsof ze nog maar een avond te leven hebben. Het is het toneel van hun sporadische ruzies en discussies. De ruimte waarvan ze weten als alles teveel wordt ze eventjes de wereld kunnen weg filtreren.
Dan was het tijd. Laurine’s ritueel was afgerond. Ze had haar handtas vast waar haar laptop ver uitstak. Tony had al meerdere malen aangegeven dat haar laptop gestolen zou worden, maar daar gaf ze geen gehoor aan. Ze gaf om het esthetische, niet om veiligheid. Ze gaf een kus.
En zei nog snel voordat ze vertrok: ‘’Stel je voor dat ik in die auto zat. Wat zou je doen?’’
Tony keek haar na. Maar het antwoord kwam nooit.
Wil je direct verder lezen?
Stuur ‘Hoofdstuk 2’ via What’sApp naar 06-12455620 en ontvang meteen het volgende deel van En Toen Was Er Niks. Je wordt dan toegevoegd aan de WhatsApp Leeslijst en blijft automatisch op de hoogte van nieuwe hoofdstukken.