Kyra’s Adventures 5.2. De rot emotie genaamd hoop

Scroll this

De wachtkamer was wit. Te wit. De enige vorm van kleur waren de lelijke bruine stoelen en een stapel van gedateerde magazines op de witte koffietafel. Het contrast tussen de witte muren en de bruine loungestoelen deed me denken aan de receptie van een oud vakantieparkMet van die oude vakantiehuisjes waar je liever niet wilde weten wat er allemaal in de bedden was gebeurd 

“Kyra, wil je wat te drinken? Je ziet zo witjes”  

Ik keek op naar Elize. Een kwetsbare moederlijke glimlach sierde haar gebruinde gezicht. Haar ogen waren exact dezelfde diepbruine kastanje tint als die van Damian. De tint waar ik zo van hield. 

“Ah, nee dankje mijn woorden klonken zacht. “Ik denk niet dat ik het glas kan vasthouden” zei ik terwijl ik zwakjes richting mijn trillende handen knikte.  

Elize haar blik was sympathiek. Ze wist precies wat ik voelde, want ook zij voelde het. De mix van spanning, angst en hoop.  

“Begrijpelijk meisje, blijf maar rustig zitten” hoorde ik haar nog zeggen maar ik was alweer verloren in mijn gedachten. 

Ik keek opnieuw naar mijn handen. Ze waren wit. Zo wit. Net als de verdomde muren. Hoe langer we in de kamer aan het wachten waren, hoe kleiner hij leek te worden. De muren leken ons langzaam in te sluiten, alsof ze ons wilde verstikken. Verstikken in zenuwen, hoop en verdriet. Ik wilde schreeuwen. Schreeuwen dat ze moesten opschieten. Schreeuwen dat het allemaal een leugen was. Gewoon schreeuwen. 

Kut muren. Kut witte kamer. Kut. Kut! KUT! 

Mijn handen begonnen nog harder te trillen. Vluchtig sloeg ik ze ineen om zo nog enigszins controle te behouden. Het gaat allemaal goed komen vertelde ik mezelf nogmaals. Zo meteen lopen ze naar binnen en dan vertellen ze ons dat het allemaal erger leek dan het daadwerkelijk was, en dat hij zo weer weg mag.  

Ja, hij mag zo weer weg en dan gaan we lekker samen mijn verjaardag vieren. Of gewoon de rest van de avond in bed liggen. Ja, dat zouden we doen. 

Mijn innerlijke monoloog werd ruw verstoord door de deur die openging. Drie mensen liepen naar binnen. Het was een dokter en twee zusters. Of twee dokters en een zuster? Eigenlijk maakte het me momenteel ook geen zier uit wat ze waren, zolang we maar goed nieuws kregen. Drie dokters, dat kon alleen maar goed zijn. Toch? Toch? 

Eenmaal tot stilstand gekomen draaide ze onze richting op. Vanuit de bruine loungestoel zag ik hoe de oudere dokter zijn mond opende en toen weer dicht deed. Hij slikte en keek de kamer rond naar onze angstige en afwachtende gezichtenOpnieuw opende hij zijn mond. 

“We hebben alles gedaan wat we kon-“ 

Nee, nee, nee. Hij geeft ons goed nieuws. Het MOET.  

“Maar helaas, de schad-“ 

NEE. 

 “in zijn hersen-” 

Langzaam voelde ik alle controle wegvallen. Mijn handen had ik zo hard ineengeknepen dat ze blauw begonnen te worden.  

“-te groot” 

Verdoofd stond ik op, draaide me om en liep richting de deur. Ongecoördineerd trok ik de deur open en liep de gang op terwijl de dokter op achtergrond zijn verschrikkelijke verhaal afmaakte. Nog steeds verdoofd keek ik de witte gang in. Weer kwamen de muren langzaam op me af. Ik snakte naar adem. Stop. Stop. Plots realiseerde ik me wat er op het bord boven de ingang stond. 

Intensive care 

De realiteit stroomde binnen. 

Voor ik het wist zat ik op mijn knieën. Ik hoorde een harde, gepijnigde schreeuw gevolgd door een salvo van snikken. Het was pas toen ik mijn ogen opende en een geschrokken dokter in de deuropening zag staan dat ik realiseerde dat ik degene was die het geluid had geproduceerd. 

Onze ogen kruisten, in zijn ogen zag ik sympathie verschijnen. Hij wist wat er aan de hand was. Hij wist was er gebeurd was. Hij wist… 

Hij wist… 

Hij wist dat Damian dood was. 

Nee, nee, nee. Ze hadden het gewoon allemaal fout. Ik hees mezelf weer op mijn voeten en draaide me resoluut om. Terug de witte wachtkamer in.  

“Ik wil hem zien”  

De dokters keken me geschrokken aan. 

“Nu” 

Mijn toon klonk als een mengeling van desperation en hoop. Rationeel gezien realiseerde ik me heel goed wat er aan de hand was, maar ergens, ergens, hield ik hoop. Hoop dat het allemaal een leugen was en hij me dadelijk gewoon zou begroeten als we de kamer in zouden lopen. Hoop dat dit niet het einde was. Hoop. 

Wat een rot emotie.  

“Ja begrijpelijk, als je me volgt” zei een van de vrouwen in witte jas. Ik keek naar Elize en haar man, Johan. Ook hun wereld was gebarsten, hun enigste zoon was zojuist uit het leven gerukt. En dan was er nog Chloé, zijn zus, met wie hij altijd een hele goede band had gehad.  

Ik kon me niet eens voorstellen wat zij momenteel voelde. Ik begreep niet eens wat ik voelde.  

Met zijn vieren liepen we mechanisch achter de dokter aan, door alle witte gangen een nog wittere kamer in 

En daar lag hij dan. Op een smal bedje in het midden van de kamer. Wit. Net zoals alles hier. Zijn feloranje haar stak af tegen zijn kleurloze huid. Aan hem zaten een hoop draden geplakt en op de achtergrond hoorde ik een vaag gepiep. 

Piep, piep, pieeep 

Ik liep naar hem toe en pakte zijn hand vast. Hij was koud. Terwijl ik naar zijn hand keek zag ik opeens een hint van blauwe inkt. Voorzichtig opende ik zijn hand. In zijn signature dokters handschrift stond “Kyra cadeau ophalen”. Een nieuwe golf van misselijkheid sloeg in. De pijn groeide en mijn ademhaling werd korter. Ik keek naar zijn gezicht. Zijn ogen waren gesloten, alsof er een gordijn tussen mij en hem zat die onze werelden scheidden. Hij in het duister en ik in het licht.  

Ik pakte zijn hand steviger vast. Ik had nog niet opgegeven. De hoop dat een miracle zou gebeuren hield mijn hart vast. Oké dacht ik tegen mezelf. Ik ga nu tot 3 tellen en dan open je gewoon je ogen 

1, 2, 3…!  

Uit paniek had ik mijn eigen ogen ook dichtgeknepen. Toen ik ze weer opende werd ik begroet met dezelfde miserabele scéne. Grapje, deze was om te oefenen maakte ik mezelf wijs. We proberen het nog eensTerwijl ik opnieuw aftelde werd mijn adem steeds oppervlakkiger.  

1.., 2…, 3!  

Hoe lang ik ook naar zijn bleke gezicht keek en hoe hard ik ook hoopte, er veranderde niks. Geen plotselinge lach van Damian die ons zou vertellen dat deze hele situatie een grote grap was. Geen zachte kreun om duidelijk te maken dat we nog niet moesten opgeven. Helemaal niets. De realisatie dat het enige wat hem nog in leven hield de machine was sloeg binnen als een bom. Voor de tweede keer deze avond brak ik. 

En, terwijl mijn laatste vleugje hoop vervloog, werd mijn wereld duister. Net zo duister als die van Damian.  

Vorige Kyra’s Adventures Volgende Kyra’s Adventures