3.12 Geef nou maar gewoon die kauwgom.

Photo by Bob Sala

Scroll this

Ik keek Brit aan. Ze zat nog steeds volledig in haar eigen wereld en ik, ik wist niet zo goed waar ik was. Wat begon als een normale blik veranderde al snel in een rare obsessie naar haar gezicht. Hoe langer ik keek, hoe meer het leek alsof haar huid helemaal bestond uit kleine handjes. 

Langzaam maar zeker kwam mijn gezicht steeds dichter bij haar gezicht zodat ik het fenomeen beter kon bestuderen. Uiteindelijk duwde ik voorzichtig met mijn wijsvinger in haar wang, onwetend wat er zou gebeuren. 

Mijn aanraking haalde Brit volledig terug op aarde en verward keek ze mij aan. 

‘’Wat is er, Bob?’’ 

‘’Uehm…’’ Ergens wilde ik haar vertellen dat ze uit allemaal kleine handjes bestond maar tegelijkertijd wilde ik haar niet onnodig bang maken. ‘’Ik moet gaan.’’ 

‘’Het vrouwtje?’’ 

Ik knikte terwijl ik nog steeds naar de handjes keek. 

‘’Vind je het erg?’’ 

‘’Ik vermaak me wel. Maak je geen zorgen.’’ 

‘’Are you sure?’’ 

‘’Ga nou maar Bobbie.’’ 

Ondertussen verscheen de kleine joker weer in mijn ooghoek. Ik concentreerde mijn zicht op hem zonder mijn hoofd in zijn richting te draaien. Tegelijkertijd kreeg ik een flashback naar de avond met Mia, hoe ik haar ook al had verlaten voor Katie. Maar, dit was anders. 

Brit was anders. 

Ze leek oprecht. 

Ik pakte mijn jas van het bed af en keek verward om mij heen. 

‘’Hee Brit…’’ 

Ze begon te lachen. 

‘’Brit.’’ 

Het leek erop alsof ze opnieuw was opgeslokt door de waanzin van haar eigen wereld. 

‘’Brit!” 

Geschrokken keek ze me aan, maar tegelijkertijd had ze een soort blik in haar ogen die zei dat ze mijn stem al de hele tijd gehoord had. 

‘’Wat is er?’’ 

‘’Heb je kauwgom?’’ 

‘’Kauwgom? Wat moet jij met kauwgom?’’ 

‘’Om.., uehm.., te kauwen?’’ 

Met een zucht stond Brit op, liep naar haar bureau toe en opende de enige lade die er zat. Ze rommelde er wat in rond en pakte er iets uit. 

Ze draaide zich om en gooide het naar mij toe. In een onhandige beweging wist ik het net te vangen, toen ik eenmaal keek wat zich in mijn hand bevond keek ik Brit raar aan. 

‘’Wat is dit?’’ 

‘’Kauwgom.’’ 

‘’Brit.., dit is een badeend.’’ 

Verward liep ze naar mij toe en keek gefascineerd naar de gele badeend in mijn hand. 

‘’Wow. Hoe kom ik aan een badeend?’’ 

Ik moest lachen, ondertussen pakte ik haar hand vast en stopte de badeend erin. We maakte oogcontact. 

Nog steeds leek het alsof haar huid uit allemaal kleine handjes bestond. Met een nieuwsgierige beweging streelde ik met de achterkant van mijn hand over haar wang.  

Maar haar huid voelde normaal aan.  

Voor een seconde staarden wij in elkaars ogen.  

Het was een moment waarin de romantiek een fabeltje was, een mythe. Voor een buitenstaander zou het lijken alsof wij zo’n ‘diep in de ogen kijkend terwijl de seksuele spanning aan het ontrafelen was’ momentje hadden. 

Maar dat was het niet. 

Want terwijl ik in haar ogen keek leek haar gezicht te vervormen, bijna te smelten. Mijn gevoel wilde naar haar schreeuwen in een poging van laatste wanhoop maar mijn rationaliteit overwon en deed mij beseffen dat het allemaal maar een hallucinatie was. 

En Brit. 

Ik wist niet zo goed wat Brit zag. 

Ondertussen zag ik de joker weer bewegen maar ditmaal, ditmaal was ik de volwassen en gaf ik niet toe aan mijn impuls.  

Nog niets althans. 

Ik slikte mijn speeksel door en verbrak de stilte. 

‘’Hee Brit.’’ 

‘’Uhu?’’ 

‘’Over die kauwgom, hè…’’ 

‘’Welke kauwgom?’’ 

Ik moest lachen. 

‘’De kauwgom die je voor mij zou pakken.’’ 

‘’Huh?’’ 

‘’Laat maar.’’ 

Ik deed mijn jas dicht en liep naar de deur toe. Brit bleef op dezelfde plek staan en keek opnieuw verwonderd om zich heen.  

‘’Je belt mij als er iets aan de hand is, hè?’’  

Maar ze had mij niet gehoord. 

Zonder verder iets te zeggen liep ik naar buiten, stak een sigaret op en begon richting Woensel te fietsen. En terwijl ik door de straten van Eindhoven aan het pareren was, de kleuren steeds feller werden en de joker sporadisch op de straathoek verscheen werd ik overmeesterd door een bepaalde positiviteit. 

Alles leek plotseling zo logisch. 

Zo rationeel. 

In mijn hoofd bleef ik herhalen dat het de drugs waren maar ergens wilde mijn gevoel toegeven en opgaan in deze vlaag van optimisme.  

Alles was plotseling toch niet zo slecht. 

Het leven was plotseling niet zo kut. 

En ik, ik was plotseling niet zo kwaadaardig, zolang ik maar kon opgaan in mijn eigen waanzin. 

Vorige post Volgende post

1 Comment

Comments are closed.