5.35 De tijd is op, Bob. De tijd is op!

Photo by Brooke Olimpieri

Scroll this

Gevangen in mijn eigen gedachtes liep ik terug naar mijn stoel. Ik voelde verschillende ogen op mijn huid branden maar uit de zelfopgelegde schaamte kon ik niemand meer aankijken. Ik voelde me dom, onwaardig en opnieuw een fraude.  

Het waren niet de blikken van het publiek die mij een donkere spiraal stuurde, maar ikzelf. Ik was het altijd zelf, maar na elke worsteling, zelfstrijd en mijn eigen gecreëerde mentale bloedbad deed ik het simpelweg opnieuw.  

Er was geen tijd om te analyseren waarom de zelfdestructie zo diep in mijzelf geworteld zat, nee. Het was Damian’s uitvaart, de laatste gemeenschappelijke herinneringen aan mijn beste vriend. Beste vriend, hoor je dat Bob. Knoop het in jouw oren, het was jouw beste vriend, jij was zijn beste vriend. Je kan er niet over twijfelen, er is geen tijd voor twijfel. 

Je doet het maar als je alleen bent. 

Dronken bent. 

Of dood bent. 

Het maakt niet uit, zolang je het uitstelt. Onderdruk jouw emoties, onderdruk jouw egocentrische trekjes en het maakt niet uit hoe je het doet, maar onderdruk jouw twijfel, jongen!  

Onderdruk het! 

ONDERDRUK HET! 

Want er is geen tijd meer. 

De tijd is op, Bob. 

De tijd is op, mijn beste jongen.  

De. Tijd. Is. Op. 

Ze hebben jou door. 

Iedereen heeft jou door. 

Zie je niet dat ze jou aanstaren? 

Zie je die minachtig niet, zie je er niet een klein beetje medelijden in?  

Hoor je ze niet oordelen? 

Zichzelf afvragen wat voor slap excuus je bent voor mens, Bob? 

Hoor je het niet, Bob? 

Luister! 

Luister goed, Bob! 

Want de tijd is op. De vogels zijn gevlogen, de zon is weg en de regen stort als een moesson op jou neer.  

Je kan er nog maar op één manier van af komen. 

Van de schaamte, het schuldgevoel en de twijfel. 

Een manier, Bob. 

Ik vertel het je. Een manier. 

Onderdruk het! 

In een plotselinge beweging keek ik naar mijn lege stoel. Mijn benen werden zwak, mijn handen klam en mijn ademhaling ongecontroleerd wild. De mensen in mijn ooghoeken werden wazig totdat alleen nog maar de stoel kristalhelder was. Ik probeerde elke ongecontroleerde impuls te beheersen, ik probeerde het met al mijn kracht. Met al mijn liefde. Met al mijn vriendschap, die bestemd was voor Damian. Ondertussen brandden de ogen als een helsvuur op mijn huid en ik kon zweren dat ik iemand hoorde lachen. Het was een zware lach met een vreemde inwendige echo. Alsof diegene die lachte, de lach opslokte, doorslikte en als een warme maaltijd in zijn buik liet rondtollen. Puur omdat ik zo’n mislukking was, dat een normale lach onvoldoende was. Maar ik kon niet kijken. Ik moest mijn doel in zicht houden. 

Toen de stoel nog maar enkele meters van mij verwijderd was, voelde mijn benen zo slap aan dat ik zweerde dat ik binnen enkele secondes op de grond zou liggen. Met een klein sprongetje probeerde ik de stoel te bereiken maar met mijn hand duwde ik hem juist weg. Waardoor ik met een kleine klap op de stenen vloer terecht kwam. De zaal was voor een ogenblik doodstil terwijl ik mijzelf omhoog hees en met de meest normale aanhouding, die ik op dat moment kon presenteren, ging zitten. 

De hoofden draaiden snel terug naar het podium. Behalve Katie. Mijn lieve Katie keek mij aan, vroeg zich af wat er aan de hand was. Ze kon het van mijn hoofd lezen, het stond in zweet op mijn voorhoofd geschreven in een taal die alleen zij kon begrijpen. Ooh Katie, wist je maar wat er allemaal door mijn hoofd ging. Kon ik maar aan jou uitleggen wat er precies aan de hand was. Je had een relatie met een fraudeur, een zwakkeling, het slapste excuus voor een mens in de wereld. Kon ik het jou maar vertellen, zonder jou te verliezen. Want je was te goed voor mij, Katie, en ik moest voorkomen dat je het zou realiseren. Vroeg of laat kom je er toch achter, dus laat mij alsjeblieft genieten van de gelimiteerde momenten die ik nog met jou heb. 

Ze bleef mij voor een goede halve minuut aanstaren totdat er iemand door de microfoon sprak. Toen was haar aandacht weg. Toen was de waanzin voor een ogenblik weg. Ik keek op en zag een man in een oud overhemd, verwilderde grijze haren en een authentieke leesbril ver op zijn neus. Er hing een mysterie om hem heen, iets onheilspellends wat ik niet kon plaatsen. 

Hij had geen speech, verhaal of muziek. Het enige wat hij had was een gedicht, een simpel oud gedicht. Met een donkere, zware, maar ergens gebroken stem begon hij het gedicht op zijn Engels voor te lezen.  

Thy soul shall find itself alone 

‘Mid dark thoughts of the grey tomb-stone — 

Not one, of all the crowd, to pry 

Into thine hour of secrecy: 

 

Be silent in that solitude 

Which is not loneliness — for then 

The spirits of the dead who stood 

In life before thee are again 

In death around thee — and their will 

Shall then overshadow thee: be still. 

 

For the night — tho’ clear — shall frown — 

And the stars shall look not down, 

From their high thrones in the Heaven, 

With light like Hope to mortals given — 

But their red orbs, without beam, 

To thy weariness shall seem 

As a burning and a fever 

Which would cling to thee for ever

Vorige post Volgende post

1 Comment

Comments are closed.