4.34 De weg naar boven gaat eerst omlaag.

Photo by Robin Waters

Scroll this

Damian sprong tegen het hek aan. Kyra vroeg ondertussen met een semi-hysterische toon wat hij aan het doen was. Hij bleef aan het hek hangen, keek om en zei met een slis: ‘’We willen toch nog niet naar bed?’’.  

‘’We willen ook niet op het politiebureau eindigen.’’ Antwoordde Kyra sarcastisch. 

Ondertussen zat Damian al op het hek en wuifde de opmerking weg. 

‘’Worst case scenario krijgen we een waarschuwing, lieve schat.’’ Daarna sprong hij aan de andere kant van het hek en voegde nog snel ’Denk ik.’’ Toe. 

Vluchtig keek ik Kyra aan die het overduidelijk oneens was met deze spontane keuze. Ik kon niet helemaal plaatsen of ze bang was voor de politie, een dronken ongeluk op deze bouwval of dat ze gewoon naar bed wilde. 

Maar toch, stonden wij dronken op Strijp-S voor het hek van een verlaten Philips gebouw. Het gebouw stond parallel aan de Beukenlaan waardoor het geluid van auto’s op de achtergrond klonk. Achter het hek zag het er grimmig uit. Voor het gebouw stonden verschillende containers opgestapeld en bouwmateriaal lag overal. Het gebouw zelf was volledig bedekt in duisternis en ergens vroeg ik me af hoe we onszelf gingen navigeren. 

Al die twijfel werd al snel weggenomen toen Robert met een joint achter zijn oor en veel lawaai het hek over klom. Ik zag Katie onrustig om zich heen kijken terwijl de galm zich verspreidde door het industriële bouwterrein. 

Ik nam een hijs van mijn sigaret, gooide hem op de grond en keek Katie aan. 

‘’Moet ik je helpen?’’ 

Katie deed een ongecoördineerd stapje naar achter en weigerde mijn aanbod door: ‘’Dit lukt me wel.’’ te zeggen. Ik haalde mijn schouders op en keek stilzwijgend toe hoe zij zichzelf over hek probeerde te hijsen. Haar bewegingen waren bekleed met een onhandigheid afstammend van alcohol, maar toch werd ik op dat moment opnieuw door haar verleid. 

Misschien kwam het door haar charmes. 

Misschien was het de alcohol. 

Of was het doordat het maanlicht haar kont op een of andere manier perfect liet uitkomen. 

Maar het maakte allemaal niet uit, want op die avond wist ik dat ze van mij was. 

En dat stelde mij gerust.  

Het liet de constante schreeuwen van mijn onduidelijke toekomst en de koude fluisteringen van het verleden zwijgen. Door haar werd het moment geen constante strijd meer met mijzelf, maar ontstond er een zeldzame vrede. Vrede voor hoe alles was, hoe alles zou zijn en hoe ik zelf was. 

Katie stond aan de andere kant van het hek te juichen en ondertussen schreeuwde ze vrolijk naar mij: ‘’Ik zei toch dat ik het kon, Bobbie.’’. Tegelijkertijd, terwijl de woorden van Katie mij ontweken, vroeg ik mezelf af of ze ooit zou kunnen begrijpen hoe belangrijk zij voor mij was. 

Het was pas toen Damian mijn naam bleef roepen dat ik uit mijn gedachtes werd getrokken. Kyra liet zich ondertussen al van de bovenkant van het hek vallen en met een klein aanloopje sprong ik ook in het hek. Ik plaatste mijn voet in het hek en klom er vrij soepel maar toch lawaaierig over. 

Toen wij eenmaal allemaal over het hek waren, vroegen we ons stilzwijgend af wat we nu gingen doen. Damian liep als een reisleider het gebouw in, opzoek naar een trappenhuis. Binnen waren er overal sporen van de vernietiging van het gebouw. Verloren bouwlampen, puin en willekeurige gaten in het plafond. Tegelijkertijd was het zo donker in het gebouw dat we nog geen twee meter voor ons uit konden kijken, maar dat loste Robert snel op door de zaklamp op zijn telefoon aan te zetten. 

Damian, Robert en ik gingen alle drie onze eigen kant op, om een manier naar boven te vinden. Katie en Kyra bleven onwetend wat zij moesten doen in het midden staan. Ik deed zelf de zaklamp op mijn telefoon aan en liep naar een berg vol met puin. Mijn voeten zette ik op afgebrokkelde stenen en voorzichtig keek ik naar het gat dat erboven zat. 

Met mijn zaklamp scheen ik naar boven. Door de spontane lichtinval vlogen opeens verschillende duiven uit het gat. Uit schrik dook ik met mijn hoofd omlaag, in de hoop de duiven te ontwijken. 

Door de plotselinge beweging stootte ik mijn hoofd tegen een van de uitstekende stenen en viel door de klap om. Mijn lichaam rolde over de puinberg totdat ik met een plof op de betonnen vloer belandde. 

Katie en Kyra kwamen door het geluid van de klap hysterisch naar mij toe rennen. Ik wist dat ze gelijk van het slechtste uitgingen en verwachtte dat ik onder steen was komen te zitten, dus toen zij mij eenmaal zonder schram op de vloer zagen liggen moesten ze lachen van opluchting. 

‘’Hee.’’ Zei ik met een schoren stem. ‘’Ik heb tenminste wel een weg omhoog gevonden.’’ 

Vorige post Volgende post

1 Comment

Comments are closed.