4.18 Niet iedereen wil geholpen worden.

Photo by Andre Josselin

Scroll this

De zon scheen fel op mijn nog half slapende hoofd. Ik opende langzaam mijn ogen en werd gedesoriënteerd wakker. Het eerste wat ik vaagjes voor me zag was het dekbed vol met een of ander paars rozen patroontje. Het duurde een moment voordat ik realiseerde waar ik was. En waarom.  

Ik bewoog mijn arm in de hoop dat Katie nog naast mij zou liggen. Maar toen ik met mijn uitgestrekte arm nog steeds alleen het matras voelde, bleek ze al uit bed te zijn.  

Versuft hief ik mijn lichaam omhoog, leunde tegen de ijzeren rand van het bed aan en keek rond. Ik kende Katie al enkele jaren maar dit was de eerste keer dat ik op haar kamer was. In de hoek van haar kamer stond een grote stoel waarop een hele stapel kleren was gedumpt.  

Voor de rest was haar kamer nuchter aangekleed. 

Er hing niets aan de muren, haar goedkope Ikea bureau was in tegenstelling tot de rest van haar kamer georganiseerd en op de vensterbank stond een verloren cactus die eruitzag of hij elk moment kon sterven. 

Het was een gek idee om wakker te worden in de kamer van het meisje waar ik zo hopeloos naar verlangde.  Hoewel ik eerste instantie dacht en hoopte dat het mij rust zou brengen, maakte het me alleen maar angstig. Wat voor een lange tijd alleen maar een fantasie was werd plotseling werkelijkheid.  

En fragiel. 

Die ochtend kon ik nog niet helemaal plaatsen waar ik bang voor was. 

Misschien kon ik mezelf niet gelukkig laten worden, of was ik bang om Katie in de mist van de chaos te verliezen.  

Wat het ook mocht zijn, ik bleef het onderdrukken.  

Ik mompelde het woord ‘’Pussy’’ tegen mezelf in de hoop dat het me uit mijn negatieve spiraal zou schoppen. Vervolgens stapte ik het bed uit en keek mezelf aan in de spiegel van Katie’s kast. Op de wallen en lichtelijk gele kleur na was er niet veel te zien, en met een diepe zucht liep ik maar naar beneden.  

Nog steeds versuft liep ik de keuken in, in de hoop een kop koffie te scoren maar toen ik door de deur kwam zag ik Katie al staan. 

‘’Hey, Bobbie.’’ Zei ze met een klein lachje terwijl ze ei aan het bakken was. 

‘’Hoi hoi.’’ 

‘’Heb je een beetje kunnen slapen?’’ 

Ik leunde tegen het aanrecht aan. 

‘’Opzich.’’ Antwoordde ik terwijl ik het pakje Camel uit mijn broekzak haalde. ‘’Ik denk dat ik die vraag beter aan jou kan stellen.’’ 

Katie haalde haar schouders op. 

‘’Niet beter dan normaal ofzo.’’ 

Ondertussen stak ik de sigaret op. Ik zag Katie met een blik vol met afschuw naar mij kijken. 

‘’Wanneer ga je eigenlijk stoppen met roken?’’ 

‘’Moet ik stoppen dan?’’  

Katie knikte. 

‘’Sinds wanneer geef jij om mijn gezondheid?’’  

Terwijl ze: ‘’Ik heb altijd om jouw gezondheid gegeven.’’ zei, pakte Katie de sigaret tussen mijn lippen vandaan, nam zelf een korte hijs en gooide hem vervolgens met een boog in de met afwas gevulde wasbak.  

‘’Hee.’’ Zei ik. ‘’Not cool, fraüleinSo not cool.’’ 

‘’Je gaat me over tien jaar bedanken als je uiteindelijk niet impotent bent geworden.’’ 

Ik krabde achter mijn oor. 

‘’Bedankt dat je aan mijn toekomstige erecties denkt, dat is de droom van elke man.’’ 

‘’Ieuw, Bob. Als je het zo zegt dan is het wel nasty.’’ 

Ik lachte en liet een stilte vallen. Ondertussen vulde de sussering van de eitjes de keuken. Ik keek naar Katie. Ze had haar pyjama nog aan en geen schrijntje make-up op.  

Maar toch was zij het aantrekkelijkste meisje wat ik ooit had gezien. 

Ze keek vluchtig naar mij en terwijl ze met een spatel de eieren omdraaide zei ze: ‘’Waarom staar je mij aan, Bob.’’ 

‘’Je kont komt mooi uit in dat broekje.’’ Zei ik lachend om mijn echte gedachten te verhullen. 

Euforisch maakte Katie een soort van huppeltje en met een simpele ‘’Dankje.’’ wuifde ze mijn verbale diarree aan de kant.  

’Voel jij je al wat beter?’’ 

Katie keek stijfjes naar de pan. 

‘’Katie?’’ 

Ze keek op. 

‘’Ja, ja. Ik voel me weer beter.’’ Zei ze met een vluchtig lachje. 

Ondertussen pakte ik mijn pakje van het aanrecht en deed weer een poging om te roken. 

‘’Weet je het zeker?’’ 

‘’Ja, Bob. Can you drop it?’’ 

Ik stak de sigaret aan. 

‘’Najah, ik zal niet vragen waar het over ging. Maar ik wil wel weten hoe jij je voelt en iets in mij vertelt me dat je niet helemaal eerlijk bent.’’ 

Ze zuchtte. 

‘’Ik was hier al zo bang voor, hè.’’ 

‘’Wat?’’ 

‘’Dat je vragen ging stellen.’’ 

‘’Ik wil je gewoon helpen.’’ 

‘’Heb je er wel eens over nagedacht dat ik niet geholpen wilt worden.’’ 

‘’Jawel, maar ik ben zo’n eigenwijze eikel die het toch gaat proberen. Sommige mensen noemen dat mijn grootste charisma.’’  

‘’Wie noemt dat zo?’’ 

‘’Mijn moeder.’’ Zei ik met een grijns. 

Ik zag haar vechten om niet te lachen maar uiteindelijk namen de lijnen van haar lippen toch vaagjes de vorm van een glimlach aan. 

Vorige post Volgende post