5.12 Ik was een oplichter, een fraudeur. Niet meer, niet minder.

Photo by Jamie Noise

Scroll this

Half verdoofd liep ik door de stille gangen van het ziekenhuis. Er was niemand anders meer op de gang, ergens in de verte hoorde ik nog zachtjes stemmen en een ringende telefoon. Ik wist niet wat ik moest doen, waar ik heen moest gaan of wat ik moest denken. 

Dus liep ik maar een rondje. 

Voor enkele minuten ging ik elke mogelijke richting in, maar het leidde naar niets. Ik kwam niemand tegen. 

Geen personeel. 

Geen stervende mensen. 

Of rouwende familie. 

Niets. 

Uiteindelijk besloot ik om maar terug te lopen. Ik draaide me om en liep lusteloos voorbij een open deur. Toen ik twee stappen uit het zicht van de deurpost was hoorde ik een zachte stem mijn naam roepen. 

Ik keek om en het hoofd van de vader van Damian stak uit de deurpost. 

‘’Kom je erbij zitten?’’ 

Stilzwijgende keek ik hem aan, waarop hij als reactie naar mij toe liep en opnieuw zijn hand op mijn schouder legde. Samen gingen we de familiekamer binnen. Binnen zag ik direct Kyra op de bank zitten. Ze had nog steeds een apathische blik en haar ogen leken nog roder. Maar toen ze mij de kamer binnen zag komen, produceerde ze iets wat leek op een lachje. 

De moeder van Damian stond direct op, kwam naar mij toegelopen en gaf mij een knuffel. Ook al kende ik haar helemaal niet gaf het mij toch een goed gevoel.  

Het klopte op de een of andere manier. 

Na de knuffel wreef ze een paar keer over mijn arm en zei: ‘’Ik weet zeker dat Damian het zou waarderen dat je nu hier bent.’’  

Ik wist niet goed wat ik moest zeggen dus antwoordde ik met een nederig knikje. Verder zaten er nog wat andere mensen in de kleine kamer. Ik stelde me aan iedereen voor maar hun namen of relatie met Damian bleven niet hangen. Totdat ik bij een meisje uitkwam die een paar jaar ouder was dan Damian. 

Ook haar ogen waren bedekt met een rode gloed en haar stem was zwak.  

‘’Hey.’’ Zei ik terwijl ik mijn hand uitstak. ‘’Ik ben Bob.’’ 

Ze keek mij voor een klein ogenblik observerend aan, pakte mijn hand vast en stelde zich voor als Chloe.  

Terwijl we elkaar voorstelde deed de moeder een vluchtige aanvulling: ‘’Chloe is de zus van Damian.’’ 

‘’De zus?’’ antwoordde ik vragend terwijl ik naar Kyra keek voor bevestiging. 

Kyra knikte toestemmend terwijl Chloe me met een vragende blik aankeek. 

‘’I… ik.’’ Stotterde ik uit. ‘’Ik wist niet dat Damian een zus had.’’  

‘’Oh.’’ Zei de moeder verbaast. ‘’Misschien heeft Damian het nooit laten vallen.’’ 

Ondertussen ging ik naast Kyra op de bank zitten en met een: ‘’Misschien.’’ rondde ik het gesprek af en ging mijn eigen stilte in. 

Voor hen leek het misschien geen big deal dat ik niet wist dat Damian een zus had. Maar voor mij, voor mij was het groot. Misschien zelfs te groot om er alleen mee geconfronteerd te moeten worden. Het was het zaadje van de twijfel, de laatste druppel die nodig was. Want als ik zoiets simpels en standaard al niet wist. Hoe goed kende ik Damian dan? 

Was ik echt zo’n goede vriend van hem, als iedereen dacht?  

Verdiende ik het om bij zijn laatste momenten te zijn als ik hem niet eens zo goed kende als ik dacht?  

Hoe was onze vriendschap überhaupt? 

Al deze vragen spookte als plotselinge woeste storm door mijn hoofd en op dat moment kon ik al deze mensen niet in de ogen aankijken, zelfs Kyra niet. Het warme, noch pijnlijke gevoel werd verplaatst met schuld en schaamte. Plotseling had ik het idee dat ik maar een vreemde indringer was, vermomd als gekroonde beste vriend.  

Ik voelde me als een oplichter, een fraudeur die te ver was gegaan. Die op het punt stond om betrapt te worden. 

Uit het niets stond ik op, excuseerde mezelf met de smoes dat ik een frisse neus wilde halen en liep de intensive care uit. Ik liep snel langs de balie terwijl dezelfde vrouw mij aankeek met de vraag of ik weer een drama ging veroorzaken. 

Eenmaal buiten begon ik te hyperventileren. Zweet kwam plotseling uit elke porie van mijn lichaam en mijn zicht werd wazig. Onhandig ging ik tegen een muur van het Catherina ziekenhuis zitten terwijl ik moedeloos naar adem hapte. 

Met trillende handen greep ik naar mijn broekzak, geleid door de oude gedachte dat ik nog rookte. Toen ik geen pakje Camel aantrof werd ik nog onrustiger. Ik gooide mijn hoofd met een knal tegen de muren aan, sloot mijn ogen en voor een moment was ik weg. 

Uit de realiteit. 

Weg van de pijn, de schaamte en het schuldgevoel. 

Voor een moment was ik bij Damian. Een plek waar alles simpel, logisch en eerlijk was.

Vorige post Volgende post