6.33 Pijn is een bitch en ik wilde haar uit mijn leven duwen.

Photo by Atisha Paulson

Scroll this

Gevoelens waren altijd een complex iets. Ik wist waarom ik ze voelde. De eenzaamheid, de zelfhaat, de angst, de onzekerheid, de trillende handen als de grote zwarte hengst van verandering voor mijn neus stond. Dat was nooit het probleem. Het uiten van deze gevoelens, dat was het probleem. Wanneer ik op mijn eigen knullige wijze dit probeerde uit te spreken voelde het altijd als te weinig. Alsof woorden het niet konden omschrijven. Alsof de mensen waarmee ik sprak ineens op een afstand kwamen te staan en ik alleen stond in de woeste chaos van mijn gevoel.

Dit had ik ook bij Kyra.

We stonden in de vertrekhal van Schiphol, Katie, Ezra en ik. Er hing een ongemakkelijke sfeer alsof niemand echt precies wist wat ze moesten zeggen, hoe zij zich moesten gedragen. Afscheid nemen was altijd een ongemakkelijk moment. Het was verandering. Wij moesten allemaal iets loslaten. Kyra moest ons loslaten, Nederland loslaten en het bekende. Ze had iets nieuws nodig, iets waar het verleden nog geen invloed had.

Voor Ezra was het een goede vriendin, het anker wat hem herinnerde aan Damian. Katie moest haar beste vriendin loslaten, diegene die ze altijd belde als ik wederom de situatie had verneukt.  Desondanks dat de ongemakkelijkheid van de gezichten afdroop was het gezegend met de onverwoestbare verbinding die zij met elkaar hadden. Ze wisten dat ze zich allemaal ongemakkelijk voelden, maar dat was prima, daar was ruimte voor, ze voelden zich comfortabel genoeg om dat te uiten.

Kyra en Katie gaven elkaar een lange knuffel. Ik zag een traan over Katie haar gezicht stromen en moest mijzelf weerhouden om haar te troosten. Daarna was Ezra aan de beurt, Kyra gaf hem een kus op zijn wang en fluisterde iets in zijn oor. Dat leek hem gerust te stellen want toen ze een stap naar achter nam, lachte hij.

Daarna was ik aan de beurt. Ze kwam met open armen, tranige ogen en met een geëmotioneerde: ‘’Bob’’ mijn kant opgelopen. Ik omhelsde haar, het duurde eventjes. Maar na een poosje verloste zij zichzelf, keek me onderzoekend aan en zei: ‘’Niet te veel drinken, hè.’’

Stilletjes in de zee van mijn eigen ongemakkelijkheid lachte ik zacht.

Voordat ik het doorhad verdween ze met haar handbagage het vliegveld in. Ze liet me achter met een bittere smaak, want ik had het idee dat ik beter afscheid had kunnen nemen. Wijze woorden met haar delen, haar geruststellen dat het maar tijdelijk was of zeggen dat ik haar zou missen. Maar dat had ik allemaal niet gedaan.

Ik bleef stil.

Ik koos ervoor om geen woorden met haar delen.

En in de trein terug naar Eindhoven voelde ik me daar alweer schuldig over.

Hoe had jij het aangepakt Damian? Wat had jij tegen haar gezegd? Wist jij wat ze graag van mij wilde horen, want ik had werkelijk geen idee, mijn goede vriend. Ook al had ik het nooit gezien, maar het was overduidelijk dat jij veel beter in zulke dingen was geweest dan ikzelf. Je vriendin was vertrokken, Damian. Gone. Naar de andere kant van de wereld. En ik had geen idee wanneer de volgende keer zou zijn dat ik haar weer ging zien. Ging ik jou überhaupt nog ooit zien? Je had iedereen met zoveel vragen achtergelaten. Kyra, jouw liefde, was ervan overtuigd dat je de antwoorden in het buitenland had verstopt, ik wist dat je er een paar aan de onderkant van een bierflesje had geplaatst, dus ik dronk mijn weg ernaartoe. En Ezra, dat wist ik eigenlijk niet zo goed, Damian. Ik kende hem niet zo goed. Dat was niet zijn schuld, maar de mijne. Ik duwde hem weg en dat kwam door jou.

De waarom had ik nog niet precies uitgevogeld, maar jij was de oorzaak. Misschien kwam het door de pijn die je in mij had achtergelaten. Of ik wilde jou niet vervangen, ik wilde niet nogmaals bevriend worden met iemand die uiteindelijk de pijp uit zou gaan. Dat snap je toch wel, Damian? Jij had het begrepen.

Pijn is een bitch en ik wilde haar uit mijn leven duwen. Alleen was pijn een slimme teef. Had ik een weg afgesloten, dan nam ze een zij-ingang mijn leven in. Ze probeerde alles te tekenen met haar aanwezigheid. Door in mijn dromen te sluipen, ze had al een plekje in Katie’s ogen, in de oneindige teleurstelling van niet waargemaakte verwachtingen. Ze was overal, maar het was tijd dat ze zou vertrekken, Damian. Dat snap je toch wel?

Die dag zat ze ook bij ons in de trein. Ook al was de stoel naast mij in werkelijkheid vrij was het overduidelijk dat de pijn daar haar plek had genomen. Lachend, bijna in euforische krankzinnigheid, keek ze uit het raam na wederom een succesvolle dag. De pijn was ook in mijn ogen gekropen, ik voelde het toen ik met hopeloosheid naar Katie keek. De afstand begon haar tol te eisen. Ook al zat ze nog geen meter van mij af, raakte onze benen elkaar lichtelijk en klonk haar zachte stem om mij heen, was ze verder van mij af dan ooit.

Elk woord wat ik sprak werd weerkaatst met haar irritatie. Ze was emotioneel door Kyra’s vertrek. Dat praatte ik mijzelf aan, maar de irritatie was alleen naar mij gericht. De woorden van Ezra at ze als zoete koek, ze lachte zelfs naar hem, raakte zijn lichaam aan. God. Ik werd jaloers. Waarom? Ik was geen jaloers persoon. Fuck dat. Was dit het broertje van de pijn? Had die bitch hem uitgenodigd om me verder te martelen? Hij zat tussen Katie en Ezra in en keek me uitdagend aan. Hij was me aan het uitlokken.

Ik moest mijzelf inhouden. Ik moest de paranoia, de pijn, de jaloezie, alles eigenlijk, onderdrukken. Het was nog maar dertig minuten totdat we in Eindhoven waren. Je moest volhouden, Bob. Bijt op je tong, bijt op je ziel, bijt! We waren er bijna. Het was geen dag voor uitbundige drama. Je moest je stilhouden. Stilte was jouw vriend in die trein.

Wat was jaloezie toch een kutgevoel. Wat was de hele functie daarvan überhaupt? Angst snapte ik. Woede ook. En ergens snapte ik de functie van de pijn ook. Maar jaloezie? Het leek altijd op het jongetje met overgewicht in de klas met een veel te grote mond. Hij dacht dat hij vrienden had maar iedereen ging eigenlijk alleen maar met hem om omdat zijn ouders altijd de nieuwste dingen voor hem kochten. Hij had GTA, daarom kwamen er vrienden langs. Om GTA te spelen die de andere ouders weigerden te kopen.

Dat was jaloezie. Eigenlijk de zielige variant van de gevoelens. Niemand vertelde hem dat hij nutteloos was. Dus bleef hij voortleven onder het waanbeeld dat hij relevant was.

Maar goed, wie was ik om over hem te oordelen. De jongen die met zijn vingertoppen probeerde vast te grijpen aan het laatste deeltje van zijn eigen relevantie.

Ik was niet beter dan jaloezie.

Vorige post Volgende post