8.25 Proost op de pijn die je aan hem herinnert

Photo by Theo Gosselin

Scroll this

8.24 nog niet gelezen? Geen zorgen, die vind je hier

Nieuw tot het verhaal? Begin dan bij 1.1.


De hand. Oh, zo warm. Zo geruststellend. Zo alles zeggend, zonder een enkel woord er aan vuil te maken. Het maakte niet uit van wie die hand was, want die kleine subtiele aanraking sprak boekdelen. Het zong verhalen van geruststelling en sympathie, van vallen en opstaan, van het weder opstaan van het licht in de eeuwige zonsverduisteringen. Dat specifieke ledemaat was verhuld in wijnglazen gepaard met diepe gesprekken. Over het leven, over het gebrek aan leven, over de melancholische drums die altijd op de achtergrond klonken. Onheilspellend, veel belovend, en confronterend.

Maar ik moest weten van wie die goddelijk hand was, maar tegelijkertijd vreesde ik de realiteit. Voor enkele seconden zat ik in een droom, een roze geïdealiseerde wolk en ik was bang voor wat het echt zou zijn. Ik draaide mijn hoofd langzaam en keek al snel op de karamel-kleurige huid.

Ik schoot omhoog.

‘’Godverdomme! Wat doe jij hier?’’ schreeuwde ik. De plotselinge beweging zorgde ervoor dat mijn huisgemaakte asbak in het gras viel. Langzaam stroomde er een onheilige combinatie van lauw bier, as en een verdwaalde sigaretfilter de wereld in. Zijn stem was rustig, gecontroleerd en beschaafd. ‘’Hetzelfde als wat jij hier doet, Bob.’’ Zoals altijd gaf de manier hoe hij mijn naam zei me een schimmelachtige rilling. Het was zo schoon en goed dat het mij me vies liet voelen. Het was te schoon en te goed. Die uitspraak fungeerde als een spiegel voor alles wat ik niet was. Waarschijnlijk was dat de ware irritatie. Ik keek in de ogen van perfectie, en zag dat ik het tegenovergestelde was. Vies, verloren en ruw. Stinkend van zondes en ogen gevuld met onnodige waanzin.

Ik nam een paar stappen naar achter. Pakte een nieuw biertje uit het six-pack en zei: ‘’Kom je er weer voor zorgen dat ik naar de Mathildelaan ga?’’

‘’Bob.’’ Zei Ezra maar ik liet hem niet uitspreken. ‘’Stop alsjeblieft met mijn naam zeggen, het geeft me de kriebels.’’ Ezra rolde met zijn ogen, zei een simpele ‘’Oke’’ na een korte stilte en zette een stap naar mij toe. ‘’Je weet dat die nacht niemands anders schuld was dan de jouwe, he?’’ Met enige tegenzin gaf ik hem gelijk. ‘’Ik weet het, maar toch wil ik er liever niet aan denken. Althans, wat ik er nog van weet.’’ De oude-vertrouwde gemaakte grijns verscheen op mijn gezicht, maar die gaf niet meer hetzelfde opgeluchte gevoel als wat het voorheen deed.

Uit onrust greep ik in mijn broekzak en haalde een sigaret tevoorschijn. ‘’Hoeveel heb je gehoord?’’ mompelde ik terwijl er een worsteling plaatsvond met de aansteker. Toen er geen vuur verscheen gooide ik het gefrustreerd op de grond en keek Ezra aan. Hij haalde een aansteker uit zijn broekzak en gaf hem aan mij.

‘’Van alle gemakken voorzien.’’ Klonk er sarcastisch van mijn kant. ‘’De perfect Ezra!’’ preekte ik tegen de lucht.

‘’Wat is jouw probleem met mij, Bob?’’

Snel wees ik hem met mijn vinger aan. ‘’Wat zei ik net, jongeman.’’ Inmiddels was de sigaret aan en verborg mijn gezicht achter de rook.

‘’Oh.’’ Hij rolde met zijn ogen. ‘’Wat is jouw probleem met mij?’’

‘’Goed zo.’’ Ik gooide de aansteker bewust te kort naar hem toe zodat die voor zijn voeten zou vallen. ‘’Wel vangen de volgende keer, he.’’

‘’Godverdomme man.’’ Klonk er geïrriteerd. ‘’Wat is jouw probleem, joh. Elke keer als ik jou zie dan verbaas ik me erover hoe iemand zo kan zijn!’’

‘’Hey!’’ De grijns beklede opnieuw mijn gezicht. ‘’Die gedachte heb ik elke keer ook als ik in de spiegel kijk.’’ Hett enthousiasme dwaalde met enige kunstmatigheid door de woorden heen. Een woeste zucht verliet Ezra, zijn ogen dwaalden in het rond en met woorden van frustratie zei hij: ‘’Wat moet ik met deze gast?’’

Terwijl ik een slok van mijn bier nam calculeerde ik Ezra’s volgende zet in. Hij moest weg. De vieze, perfecte indringer moest weg. Dit was iets privés waar hij zichzelf tot uitnodigde, maar de enige gast voor die dag was ik. Zijn ideale bestaan had hier geen plek, op dat moment was het een ritueel voor de imperfecte. Voor de krankzinnige, voor de verlorene, voor de vluchtelingen van de drank. Dit was niet zijn soort evenement. Het was ruw, onhygiënisch en meedogenloos.

‘’Weet je wat, Bob…’’ Voordat ik iets kon zeggen vervolgde hij. ‘’Ja, ja. Ik weet het, ik zei jouw naam. Deal with it. We zijn hier voor hetzelfde, dus laten we gewoon in stilte zitten. Jij bent hier niet. Ik ben hier niet. Zo hebben we beide ons moment, oké?’’

‘’Stilte.’’ Herhaalde ik bedenkelijk. ‘’Dus geen woord vanuit jouw kant?’’

‘’Ook niet de jouwe?’’

‘’Sounds like a fucking deal.’’ Ik stak mijn hand uit en zonder dat hij het doorhad raakte hij de plakkerigheid van het opgedroogd bier aan. ‘’Ha! Got you.’’ Ezra maakte er geen woorden aan vuil en nam plaats in het vochtige gras. Ik ging op dezelfde plek zitten, nam een slok van het blikje en staarde in het niets. Vreemd genoeg voelde het ergens goed om niet alleen te zijn, oh, de stilte, dat had ik nodig. Stilte met iemand. Een woordenloos moment. Het duurde even, maar ik wist terug te keren naar mijn bubbel van de nostalgie. Ik dacht aan Damian. Aan zijn lach, zijn enthousiasme, de simpele avonden die ik met hem en Kyra doorbracht.

Het deed pijn, en ik kon niet eens bedenken wat voor pijn Ezra op dat moment voelde. Ik kende de beste jongen, iets langer dan een jaar, laat staan dat ik hem vanaf mijn kinderjaren al kende. Al die tijd liep ik mijzelf te martelen voor wat ik had verloren, maar er waren grotere slachtoffers dan ik. Kyra bijvoorbeeld. Ezra al helemaal. Ik keek op en zag in Ezra’s ooghoeken de pijn die ik al zo lang probeerde te vermijden.

Hij was niet perfect.

Hij had ook een gat in zijn leven.

En dat was Damian.

Ik haalde het laatste biertje uit het plastic, stond op en gaf hem aan Ezra. Hij twijfelde en met enige timiditeit nam hij hem aan. Ik ging naast hem zitten en het feestelijke geluid van de opening van het bier klonk in de lucht. ‘’Thanks’’ zei hij op een bijna fluisterende en kwetsbare toon. Ik knikte met dezelfde pijn in mijn ogen en hief mijn biertje op.

‘’Proost.’’ Klonk het vanuit mijn kant.

Ezra hief het blikje op, tikte de mijne aan.

‘’Op Damian.’’ Ik nam een slok. ‘’Op de meest prachtige gek die ik ooit heb ontmoet. Op dat we hem beide hebben mogen kennen. Op dat we hem beide, zo fucking erg, missen en al helemaal op de pijn die ons aan hem herinnerd.’’

Er verscheen een lachje op Ezra’s gezicht. Zijn ogen staarden in het niets, maar hij nam een slok met een lach.

Dat telde voor iets.


Geduld, doe rustig. 8.26 lees je hier.

Ontvang elk verhaal elke week via What’s App met een losstaande tekst. Gebruik deze link om je aan te melden.

Wil je in de tussentijd meer lezen? Check dan Kyra’s Adventures, een van de essays die ik onlangs heb gepubliceerd of lees het eerste deel van La speranza è l’ultima a morire. Of luister de playlist die ik speciaal voor Bob’s Adventures heb opgesteld. 

Foto door: Theo Gosselin

1 Comment

Comments are closed.