8.28: Ik ga door! Hoe dom kan je zijn om door te gaan!

Photo by Casie Wendel

Scroll this

8.27 nog niet gelezen? Geen zorgen, die vind je hier

Nieuw tot het verhaal? Begin dan bij 1.1.


Het leek een oneindige cirkel. Een realisatie. Een confrontatie, waardoor ik brak en verdween in de leegte die mijn bestaan al voor een jaar teisterde. Terugvallen, oude patronen afstoffen, zeggen dat het me niets boeit en rationaliseren waarom ik ongelijk heb. Om vervolgens weer verder verdwaald te raken. Alles leek een constante stap in de verkeerde richting. Soms dacht ik erover na om mijzelf gewoon in te checken bij De Grote Beek, een GGzE afdeling voor de krankzinnige, de verlorene, de mensen die hun eigen realiteit zagen. Oh. Ik zag het al voor me.

Vol zelfvertrouwen zou ik naar de balie lopen. ‘’Hey.’’ Zeggen en de aandacht opeisen van de arme receptionist. ‘’Waarmee kan ik u helpen, meneer?’’ zou ze zeggen met een toon van onschuld, onwetend wat voor bom haar binnen enkele secondes zou neerslaan. ‘’Ik wil me graag inchecken.’’

‘’Waarom?’’ zou zeggen met ogen vol verbazing en onbegrip.

‘’Ik spoor niet. De waanzin heeft me in zijn macht! Hoor me, er sluipt iets in mijn hoofd wat mijzelf constant vernietigd. Ik ben de grootste gek die hier rondloopt, en weet je waarom!?’’ De verheffing van mijn stem zou de gangen vullen met een agressieve angst. ‘’Ik ga door! Hoe dom kan je zijn om door te gaan! Ik zit vast in een eindeloze loep van giftige patronen. Elke keer denk ik, het gaat anders worden, ik ga een beter mens worden maar, guess fucking what, ik kom terug op de exacte plek waar ik begon. Vaak met een grotere kater, een vieze smaak in mijn bek van de sigaretten en braaksel en de vraag what the fuck ik met het mysterie van bestaan aan moet! Zie je niet dat ik gek ben!? Zie je niet dat de dood niet alles vernietigend is, maar het leven! Oh. We zijn er allemaal ingetrapt, we dachten dat we veilig in het licht schuilden, maar niets is minder waar! We zijn voorgelogen, we hebben onszelf voorgelogen! Voor het extra theatrale element zou ik woest met mijn wijsvinger tegen mijn slaap duwen, terwijl mijn ogen pulserend uitpuilden van de unieke mix van frustratie, verdriet en krankzinnigheid. ‘’Wat is de oplossing, receptionist-mevrouw!? Heb jij het antwoord!? Heb je er ooit bij stil gestaan dat er misschien helemaal geen antwoorden zijn!? Dat is de vloek van ons bestaan, er zijn vragen in onze schoot geworpen die onmogelijk zijn om te beantwoorden!? Weet jij waarom er iets in plaats van niets is? Al onze overtuigingen zijn gebaseerd op aannames! Goed en slecht zijn allemaal maar relatief! Oh. De gekte mevrouw. De last. De storm van het leven heeft me in zijn klauwen. Ik heb hulp nodig, want ik spoor niet. Geef me die pillen en ik dans als een clown voor je in de gangen!’’ Zelfs in deze kleine fantasie zou het niet eindigen zoals ik graag zou willen. Ik stelde met altijd voor dat er langzaam beveiligers in mijn rug kropen en me met ruwheid de deur zouden wijzen. In mijn fantasie was ik zelfs niet goed genoeg voor het huis der waanzin.

Ook deze gedachte was een simpele vlucht. Het was extreem. Maar wel een vlucht. Ik begon steeds beter in te zien dat ik al die tijd de realiteit probeerde te ontwijken, door drank, fantasieën en betekenisloze capriolen. Mijn hoofd deed pijn door alle gedachtes, ik belde Melissa in nood, smeekte haar voor een afspraak op diezelfde dag en na tien minuten onderhandelen wist ik op de agenda te komen.

Verslagen zat ik in de wachtkamer met fel, bijna neon-kleurige, roze stoelen. Aan de andere tafel zat een meisje, waarschijnlijk rond de twintig, die overduidelijk ook worstelde met haar identiteit. Grote zware zwarte lijnen van mascara omringde haar ogen en een bepaalde afwezigheid dwaalde in de pupillen van haar ogen maar tegelijkertijd leek het alsof ze naar iets opzoek was. Geluk, misschien. Betekenis waarschijnlijk. Haarzelf al helemaal. Het was in die wachtkamer dat ik me op een gekke manier altijd thuis voelde. Omringd door mensen die er eigenlijk ook maar weinig van snapten. Een broederschap van gebrokenheid. Het gaf me een onuitgesproken gevoel dat ik niet de enige was. Het begon haar op te vallen dat ik staarde, ze keek mij aan, ik keek weg, en de rollen waren plotseling omgedraaid toen ik weer terug keek. Met een frustreerde zucht gooide ik mijn hoofd ruw naar achter en realiseerde me dat ik meer geluid maakte dan ik eigenlijk had bedoeld. Er kwam een klein glimlachje op haar gezicht terwijl ze bleef kijken.

‘’Ik spoor niet.’’ Zei ik terwijl ik met een arm op de leuning naar voren boog. ‘’En jij?’’ maar ik gaf haar niet eens de kans om te antwoorden. ‘’Tuurlijk niet!’’ schreeuwde ik terwijl mijn handen de lucht in vlogen. ‘’Anders zou je hier niet zitten, toch?’’

‘’Uehm…’’ reageerde ze bedenkend en afwachtend op mijn plotselinge uitbarsting. ‘’Je hoeft het niet uit te spreken hoor.’’ Voegde ik snel toe. ‘’Het blijft ons geheim.’’ Waarna een van de deuren opgingen. Het gezicht van een man van middelbare leeftijd uit de deurpost verscheen. Zijn ogen gingen de wachtkamer af, keken mij aan waarna ze al snel naar het meisje werden gericht. ‘’Femke.’’ Er was een kleine pauze. ‘’Je kan naar binnen komen.’’ Ze wist niet hoe snel ze moest opstaan en ging met een snelle wandelende pas richting de veiligheid van de spreekkamer. De deur ging snel dicht en ik weigerde om te denken over wat ik net had gedaan. ‘’Een uitspatting’’ noemde ik het maar. Het hoorde erbij, praatte ik mijzelf aan. Al snel was het mijn beurt, ik onderkwam de veiligheid van Melissa’s spreekkamer. De stoelen stonden altijd klaar in een soort van koffietafel formatie. Er zat geen groot bureau tussen ons, maar het bootste meer een klinische woonkamer na. Het stoorde me altijd dat ook hier een illusie werd gecreëerd.

Melissa ging door haar notitieboek, bladerde een paar keer en zei: ‘’Dus, Bob. Wat is er aan hand?’’

‘’Eigenlijk gaat het alweer.’’ Zei ik snel. ‘’Sorry voor de verwarring maar ik had een zwak moment.’’ Ik stond op en liep richting de deur. ‘’Bob.’’ Zei ze met een enige autoriteit in haar stem. ‘’Ga zitten.’’ In eerste instantie vertikte ik om terug te gaan. ‘’Melissa, ik meen het. Het was niets meer dan ik die even teveel in zijn hoofd had.’’ Ik probeerde haar nog van mijn spoor te gooien. ‘’Je hoeft je geen zorgen te maken.’’

 Maar ze bleef aandringen en als een brave hond keerde ik terug naar de fel gekleurde stoel. ‘’Wat was er gebeurt.’’ Ditmaal kwam er meer empathie in haar stem. ‘’Ik ben gewoon de weg kwijt.’’ Zuchtte ik terwijl mijn gezicht verdween in de palm van mijn hand. ‘’Kan je daar meer over vertellen?’’

‘’Nee.’’ Antwoorde ik star. ‘’Bob!’’ Melissa verhief haar stem. ‘’Ik kan je niet helpen als je mij niet toelaat.’’ Plotseling werd ik overgenomen door iets puberaal waarin Melissa een personificatie werd voor alles waarvan ik me wilde afduwen. ‘’Maar ik kan je nergens tot toelaten, want er is niets.’’ Enige verwarring schoot in haar gezichtsuitdrukking waarna een diepe zucht volgde. De stilte die volgde nam ik als mogelijkheid om er tussen uit te naaien, de deurklink lag in mijn handen en Melissa had niets gezegd. Toen volgde al snel weer het oude schuldgevoel en een vaag, zacht stemmetje in de vertes van mijn hoofd die me probeerde te overtuigen om het juiste te doen.

En dat was de klink loslaten.

Te gaan zitten.

En voor de eerste keer eerlijk te zijn over alles wat me teisterde.

Ik was een angsthaas. Bang voor alles, maar te eigenwijs om het uit te spreken.

Dat moest ik loslaten.

Maar ik opende de deur op een kiertje, keek nogmaals naar Melissa, liet zelfs een zucht uit en sloot de deur en keerde terug naar de naakte stoel.


Stel je leven uit en lees direct 8.29.

Ontvang elk verhaal elke week via What’s App met een losstaande tekst. Gebruik deze link om je aan te melden.

Wil je in de tussentijd meer lezen? Check dan Kyra’s Adventures, een van de essays die ik onlangs heb gepubliceerd of lees het eerste deel van La speranza è l’ultima a morire. Of luister de playlist die ik speciaal voor Bob’s Adventures heb opgesteld. 

Foto door: Casie Wendel