8.40: Een zwerver naar jouw hart

Photo by Nat Lanyon

Scroll this

8.39 nog niet gelezen? Geen zorgen, die vind je hier

Nieuw tot het verhaal? Begin dan bij 1.1.


Ik was een zwerver. Dwaalde doelloos rond door de wereld, op zoek naar de volgende sensationele situatie, het moment dat me even liet voelen dat ik levend was, het volgende drankje, de volgende high, de volgende affaire die regelrecht richting de genadeloze afgerond leek te gaan. Een volgende beurt, een volgende gezicht dat ik mijn liefde kon noemen om vervolgens afgeleid te raken door een gezicht dat er net wat anders uit zag, net iets unieker, net iets nieuwer leek. Een volgende vechtpartij die ik kan verliezen, zodat mijn blauwe oog mij er aan deed herinneren dat ik pijn kon voelen en weer een reden had om dezelfde pijn weg te drinken.

Oh. Ik was een zwerver. Een existentiële dakloze die met zijn metaforische zak op stok zijn tijd uitzat in de genadeloze buitenlucht van het doelloze.

Ongebonden. Beroofd van enige vorm van structuur of waardigheid. Een slaaf van de altijd tikkende klok die me deed herinneren aan het moment dat ik niet meer zou bestaan, die me deed beseffen dat er een dag zal komen dat het zou lijken dat ik nooit had bestaan terwijl de laatste herinneringen van mij zouden worden weggevaagd als een zandkorrel in de wind. Wat voor zin had betekenis als ook dat kwetsbaar was aan het passeren van de tijd?

Ik keek naar de wereld en zag mensen worden opgeslokt door illusies om er alleen maar achter te komen dat ik zelf enorm snakte naar de verlichting van een comfortabele illusie. Een leugen waar ik in kon geloven dat ik maar eventjes de façade had dat ik een conventioneel leven kon hebben. Naar mijn werk gaan, klagen over mijn baas zodat ik ’s avond met zielloze ogen naar een of andere reality programma kon kijken, zodat mijn eigen intelligentie even bovengemiddeld leek. Foto’s posten op Instagram terwijl de digitale hartjes over mijn ego regenen en ik verdwijn in een passieloze relatie om er alleen maar achter te komen dat ze vreemd ging met mijn collega terwijl ze huilend aan gaf dat er zich geen enkele vorm van passie in mij bevond. Ik lachte even om de gedachte en het droge, gedesinteresseerde antwoord: ‘’Dat klopt’’.

Malou hoorde mijn gegrinnik maar zag mijn gezicht direct weer vertrekken naar een peinzende uitdrukking. Ondertussen waren Malou en ik iets, wat wist ik niet, maar we waren iets. Zij wilde er graag een label aan plakken, ik niet. Ze vroeg me waarom dat was, maar ik kon zelf niet plaatsen of het schaamte, bindingsangst of eigenzinnigheid was. Hoe dan ook, ze vond het niet leuk maar leek het op een bepaalde manier te accepteren. Dat frustreerde mij, ik begreep niet waarom ze bleef. Ik zei: ‘’Waarom doe jij jezelf zo tekort? Kies voor jezelf, joh.’’ Maar begrijpelijk genoeg schoot dat ook in het verkeerde keelgat bij haar. Die nacht gooide ze me uit haar minuscule appartementje en was ik alleen en verdwaald in Amsterdam. Het gaf me een vreemd gevoel om in die stad te zijn. Aan de ene kant klonk er een schreeuw in mij dat ik hier niet thuis hoorde, dat werd bevestigd door verschillende mensen die aan mijn accent hoorde dat ik uit het zuiden kwam en maar aannamen dat ik Belgisch was. Als ik zou uitleggen dat ik uit Eindhoven kwam herhaalde ze de naam op dusdanige wijzen dat mijn tenen begonnen te krommen en mijn hand automatisch gebald werd. ‘’Eindhoovuuuh’’ zou het klinken ‘’Eindhooovuuh de gekste’’.

Hoe dan ook, ik begon me comfortabel te voelen in het feit dat ik er niet thuis hoorde. Het leek een verlichting, een druk die plotseling verdween. Ik was steeds en steeds vaker in onze grote mooie hoofdstad. Aan de ene zijde was het omdat Malou liever in ‘haar eigen stad’ verbleef en aan de andere kant voelde het alsof ik Eindhoven langzaam aan het ontgroeien was. Op elke plek lag er ergens wel een herinnering die me deed denken aan braaksel, bloed of tranen. Eindhoven was inmiddels mijn stad van de geesten geworden, ik hoorde de stemmen galmen van mensen die al lang uit mijn leven waren, voelde de dwarrelende pijn van de tijd en schaterde ikzelf af en toe met waanzin op straathoeken omdat de goede tijden al lang voorbij waren. 

Was dit dan toch een stap die vaagjes vooruitgang en karakter ontwikkeling kon worden genoemd of was dit toch de illusie waar ik zo erg naar snakte. Het idee van een nieuw begin, een onbekende zijn zonder een geschiedenis en bevrijd van de kettingen van het verleden.

Misschien was Malou daarom toch goed voor mij. Ze haalde me uit mijn eigen hoofd en wist met haar bourgondisch gekleurde nagels mij met ruwe elegantie terug te trekken in de materiële wereld. Het scheelde natuurlijk dat ook zij graag te diep in het glaasje keek, wat onze twee ongezonde naturen toch met elkaar verbond. Hoewel zij liever dure en kwalitatieve wijn dronk verdween ik liever in de goedkope whisky die me de volgende dag nare koppijn zou geven als een vorm van balancerende kastijding. Maar de spanning en alle problemen werden even vergeten als we twee flessen diep waren, de muziek op maximale volume stond terwijl de buren met geweld op muren aan het kloppen waren en Malou in het midden van het appartement aan het dansen was op blues-rock muziek. Dat waren de momenten dat de verwonderde vraag naar boven zou komen of ik nou verliefd was.

Was het de lust van de drank?

Of zag ik toch iets magisch in die verdomde meid?

Was het toch het moment?

Of was het een relatie?


Als je toch bezig bent, lees dan gelijk even 8.41.

Ontvang elk verhaal elke week via What’s App met een losstaande tekst. Gebruik deze link om je aan te melden.

Wil je in de tussentijd meer lezen? Check dan Kyra’s Adventures, een van de essays die ik onlangs heb gepubliceerd of lees het eerste deel van La speranza è l’ultima a morire. Liever geen verhaal, check dan het archief Losse Woorden of luister de playlist die ik speciaal voor Bob’s Adventures heb opgesteld. 

Foto door: Nat Lanyon