8.14 We zaten in andere boten maar waren verdwaald op dezelfde zee en dat was genoeg

Photo by Amber Maree

Scroll this

8.13 nog niet gelezen? Geen zorgen, die vind je hier

Nieuw tot het verhaal? Begin dan bij 1.1.


Daar zat ik dan. In de wachtkamer. De verdomde klinische wachtkamer. Vanuit een draagbare radio klonk 100% NL tussen de felgekleurde stoelen en de abstracte kunst. Het was een paar weken geleden sinds ik het gesprek met Layla had gehad. Ze was bezorgd, maar ergens ook blij dat ik dit pad gekozen had. Dat was tegelijkertijd ook de laatste keer dat ik Shayla had gesproken. Sinds de beruchte avond leek ze volledig van de aardbol verdwenen. Ironisch genoeg zat de zielendokter vlakbij haar huis, waardoor ik verplicht was om erlangs te fietsen. Maar toen ik het passeerde en haar gesloten gordijnen zag, wist ik dat het zo beter was. Voor haar eigen bestwil en de mijne.

Uitgezakt in één van de veel te vrolijke stoelen zat ik te wachten. En te wachten. Ik keek naar de klok. Hij tikte een keer, waarna ik mijn aandacht verloor. Er kwam iemand binnen lopen, ik keek op recht in een stel grauwe, zwak blauwgekleurde ogen. Het gezichtshaar van de man was wild en ongecoördineerd over zijn gezicht verspreid en er hing een grauwe waas over zijn ogen. Alsof hij hier niet helemaal was, maar verloren in de grijze wolken van zijn gedachtes. Ik herkende mezelf in de blik. Ik zag iets. Een stukje van mijzelf. Of beter, juist niets van mijzelf. Het was de verloren- en afwezigheid die zo verdomd herkenbaar waren. Hij was niemand en op dat moment was ik ook niemand.

Met zijn bevuilde joggingsbroek en oude jas liep hij voorbij. Hij knikte een keer, waardoor ik terug knikte. Er werden geen woorden vuil gemaakt, dat hoefde ook niet. Het voelde als een verwelkoming, alsof ik eindelijk onder de mensen was bij wie ik hoorde te zijn. De vluchtelingen van de psyché. De thuishaven van de dysfunctionele en de krankzinnige. Ik zag het. Hij zag het. En het werd steeds duidelijker dat de felgekleurde stoelen ons lot waren.  Op zoek naar verandering, op zoek naar rust maar het allerbelangrijkste, op zoek naar onszelf.

Ik hoefde niets van die man te weten. Hij ook niet van mij. We zaten in andere boten maar waren verdwaald op dezelfde zee en dat was genoeg. Het duurde niet veel langer meer totdat mijn naam door de wachtkamer galmde. Een meisje, waarschijnlijk net een paar jaar ouder dan ik stak met een geruststellende lach haar hand uit en verwelkomde mij. En terwijl ik met haar meeliep naar de verdomde kamer was ik verscheurd tussen een gevoel van vluchten en een opluchting dat er wellicht eindelijk verandering kwam. Mijn reflectie flitste voorbij in een van de ramen en met metaforische gekruiste vingers hoopte ik dat het de laatste keer zou zijn dat ik die reflectie hoefde te zien.

De kamer was gevuld met dezelfde felgekleurde stoelen als in de wachtkamer. Om de een of andere reden irriteerde dat mij. Ze ging zitten, zei dat haar naam Melissa was en pakte een notitieblok erbij. En toen was er stilte. Een ijzingwekkende stilte die een trilling leek te veroorzaken in de aderen van wie ik was. Haar flauwe, bijna generieke ogen leken mij voor een eeuwigheid aan te staren. Oh. Maar ik wilde niet opgeven. Ik wilde me nog niet overgeven. Dat werd langzaam duidelijk.

Haar lip bewoog terwijl ik als een wrede tiran de mijne in bedwang hield. Er tikte een klok langzaam op de achtergrond en vanaf de gang klonken er verschillende voetstappen. Er ging een fractie van een seconde voorbij, zo sereen, zo rustgevend, zo ritmisch, maar al snel voelde ik die verdomde ogen weer op mijn bestaan. Ik begon te breken. Er ontstonden scheuren in mijn bescherming en langzaam bezweek ik.

Melissa speelde met haar pen op een bijna machinale manier. Het leek automatisch te gebeuren, waarbij ze waarschijnlijk niet eens besefte dat ze het deed. Ondertussen stonden haar ogen, bevrijd van enige vorm van twijfel, op mij gericht. Zou ze het hebben gezien? De afbrokkeling, mijn teloorgang, de worsteling? Zou ze de drank, die wemelde om mijn bestaan, kunnen ruiken? Of de sigaretten, of de drugs, of de verlorenheid? Zou ze kunnen zien dat ik niemand was? Niets meer dan een gezicht met daarachter een oneindige leegte?
Inmiddels waggelde de pen tussen haar middel- en wijsvinger. Ze drukte de pen met haar duim eenmaal in, daarna drukte ze de knop weer uit en stopte het tussen haar tanden. Ook dit was een vast ritueel van haar. Dat lieten de eeuwenoude tandafdrukken in het knopje zien. Maar terwijl ze dit deed, verroerde haar ogen zich geen millimeter. IJzig keken ze mij aan. Analyserend, onderzoekend en op een bepaalde manier penetrerend. 

Mijn verdediging brak en woorden verschenen op mijn tong. Ik zuchtte als een laatste hoop van defensie, maar het mocht niet baten. ‘’Wat…’’ begon ik met spijt en irritatie. ‘’Wat is er aan de hand met al die felgekleurde stoelen hier?’’ Het leek haar te verrassen. Plotseling had ze geen zicht meer op mij maar keek naar de stoelen. ‘’Ook in de wachtkamer.’’ Voegde ik snel toe. ‘’Waarom zijn ze zo extreem vrolijk gekleurd?’’

Ze leunde naar achter en ik kreeg het volledige salvo van haar blikveld op mij. ‘’Stoort je dat?’’ Ik haalde mijn schouders op. ‘’Het lijkt niet te passen.’’

‘’Wat past er dan wel, volgens jou?’’

Ik verloste een geïrriteerde kreun en onder mijn stem mompelde ik: ‘’Dit was een fout.’’

‘’Wat zei je?’’ vroeg Melissa met het tipje van de pen tussen haar lippen.

Oh. Maar iets had mij in zijn greep. Ditmaal keek ik haar regelrecht in de ogen aan en herhaalde mijn geagiteerde woorden. ‘’Ik had hier niet moeten komen. Dit was een fout.’’

‘’Oké.’’ Zei ze en liet een stilte vallen. De klok tikte opnieuw, haar pen lag opnieuw tussen haar vingers en het plastic produceerde een ritmisch geluid. Achter de deur was het ditmaal stil en in de verte waren er auto’s te horen over de Fellenoord. De irritatie begon de overhand te nemen. Ik werd boos. Niet op Melissa, niet op de wereld, maar op mijzelf.
Ik haatte mijzelf omdat ik ervoor gezorgd had dat ik daar zat.

Ik haatte mijzelf omdat ik voor eventjes niet normaal kon doen.

Ik haatte mijzelf omdat ik dit schijnbaar nodig had. Dat ik te zwak was om het niet alleen op te kunnen lossen.

Maar ik haatte mijzelf voornamelijk omdat ik die woedde op de wereld projecteerde, in plaats van mijzelf. Zoals ik ook deed bij Melissa.

‘’Weet je wat het is. Ik heb geen zin dat elk woord met een vraag beantwoord wordt. Er spoken al genoeg vragen in mijn hoofd rond en het laatste dat ik nodig heb zijn vragen van jou. Daar kom ik ook niet voor. Ik kom voor antwoorden. Dus doe alsjeblieft jouw zielendokter magie. Maak me beter. Spreek jouw spreuk uit en laat me verder gaan met mijn leven!’’


8.15 lees je hier.

Ontvang elk verhaal elke week via What’s App met een losstaande tekst. Gebruik deze link om je aan te melden.

Wil je in de tussentijd meer lezen? Check dan Kyra’s Adventures, een van de essays die ik onlangs heb gepubliceerd of lees het eerste deel van La speranza è l’ultima a morire. Of luister de playlist die ik speciaal voor Bob’s Adventures heb opgesteld. 

Foto door: Amber Maree


Ik hoef niet jouw geld, wel jouw aandacht

Hey, als je dit leest dan weet ik dat je een van mijn favoriete volgers bent. Je gaat door, helemaal door tot het einde, tot het laatste woord van de e-mail, en dat waardeer ik. Enorm zelfs.

Ik schrijf dit niet om te bedelen. Voor al mijn werk vraag ik geen geld. Sterker nog, ik heb nog nooit een euro hiermee verdiend. Het enige wat ik van jouw vraag is jouw aandacht. 

Lees mijn werk.

Als je het tof vindt, deel het. Met jouw vrienden, misschien jouw ex of jouw oma. 

Vertel ze: ”Er is deze bizarre guy op het internet. Hij schrijft wel oké, maar volgens mij zitten er een paar draadjes bij hem los”. 

Zo help je mij en hopelijk kan ik dan op een dag van dit alles, mijn werk maken.