8.38: Het Existentiële Verlangende Schuim

Photo by Ethan Stafford

Scroll this

8.37 nog niet gelezen? Geen zorgen, die vind je hier

Nieuw tot het verhaal? Begin dan bij 1.1.


Was het lust, eenzaamheid, of toch een diep gewortelde onzekerheid dat ik niet alleen kon blijven? Wat was het? Wat motiveerde mij om constant in de armen van figuren zoals Malou te vallen? Was het de vage combinatie van hatelijke affectie, de spanning dat ik op elk moment een kus kon krijgen of gesneden kon worden. Was dat het? Was dat mijn motivatie? Het balanceren op de dunne lijn tussen genot en pijn en de bijkomende adrenaline.

Misschien had ik toch gelijk.

En was ik een junk.

Verslaafd aan het vooruitzicht van tijdelijke liefde en de belofte van een shot van adrenaline wat mij eraan zou doen herinneren dat ik levend was, maar beter nog, dat ik sterfelijk was. Een destructieve levenslust die me zou leiden naar donkere steegjes, eenzame nachten en obscure relaties. Alles voor dat ene shotje, voor die koude rilling over mijn rug en kippenvel op mijn armen waarna ik het liefst een luidde grom van waanzinnige levenslustige opgewektheid wilde loslaten. Zo luid dat even de grond zou trillen en mijn plek voor eeuwig gegrafeerd stond als een krankzinnige die teveel uit het leven wilde halen, maar niets kon krijgen.

Te ambitieus.

Te dromerig.

Te besluiteloos.

Te incapabel.

Waarom moest alles toch zo negatief zijn? Waarom bleef ik toch altijd met die zweep op mijn eigen rug slaan, alsof elke adem die ik nam de grootste misdaad op aarde was. Het was een beeldschoon meisje dat op haar eigen manier een unieke charisma had. Ze zag iets in mij. Wellicht een oplossing, wellicht een vlucht of, iets puurs. Ze noemde me lui, onsuccesvol en blut aan ambitie. In essentie had ze gelijk, want waar ging ik nou precies naar toe met mijn leven?

Het was een constante dans van hetzelfde.

Inzien, veranderen en terugkeren op dezelfde plek in een ander jasje.

Was dat alles wat het leven was?

Een herhaling?

Was ik niets minder dan een zwerfhond die zijn eigen staart maar bleef achtervolgen met de onmogelijke fantasie dat ik die ooit te pakken zou krijgen? Het was de eeuwenoude verwarrende vraag of het lust of liefde was, of de affectie om het lichaam of de ziel ging, en welke lippen ik het liefst van haar wilde zoenen.

Zoveel vragen!

Zoveel onwetendheid!

Wat was ik toch allemaal aan het doen!?

Wat was de betekenis van dit allemaal!? Sterker nog, wat was de betekenis van het leven en van mij? Als ik in de spiegel keek, naar wat zat ik te kijken? Een illusie, een masker, een sukkel voor de liefde of toch een confronterende waarheid dat ik allemaal niet zo complex en diepgaand was als ik wilde.

Ik had dorst.

Ik had honger.

En het existentiële verlangende schuim hing mijn lippen want ik was niets minder dan een hondsdol beest. Dat is wat ik in de spiegel zag. Er was geen tijd om na te denken, geen tijd voor rationaliteit, er moest actie komen. Veranderingen, verklaringen en genadeloze verdrinkingen van alles wat me tegen zou houden.

Met mijn handen maakte ik een kommetje en bedelde wat water uit de kraan. Ik wreef het door mijn gezicht. Verfrissing. Dat is wat ik nodig had. Het water was koud en zorgde voor een koude rillingen over mijn ruggenwervel. Het voelde goed, te goed, want vanuit mijn keel voelde ik een luide schreeuw van levendig genot omhoog komen. Maar al snel verdween dat gevoel toen ik mijn lichaam in de spiegel zag. Haren zo verwilderd dat zwervers me stilistische tips konden geven. Wallen die zo’n donker blauwe kleur hadden dat men er niet zou van opkijken als ik zou zeggen dat ik in dagen niet geslapen had. En mijn algehele  gezicht die geen verhongering presenteerde maar er juist uitgeleefd uitzag. Voor eventjes wist ik wat ik in de spiegel zag. Een dwaas die teveel uit het leven wilde halen, ook al zou het zijn eigen vernietiging betekenen. Een naïeve ziel met een domme grijns die eventjes dacht dat hij alles wist, maar nog niet wilde accepteren dat hij niets wits

 Ik was ouder dan ik me realiseerde.

Ouder dan gisteren, en de volgende dag zou ik weer ouder zijn. Het stopte niet. De tijd was meedogenloos en het meest harteloze fenomeen dat onze levens teisterde. Het was een tiran, die voor niemand eventjes stopte met marcheren. Secondes passeerden en weer was ik een stukje grijzer, weer een stukje kwetsbaarder. En voor een moment zag ik mijn jeugdigheid aan mij voorbij razen in een waas van muffe sigarettenrook en doodgeslagen bier. Misschien werd het tijd om te nestelen. Om toch de vervuilde string van de naïeve rebelsheid op te hangen en mijzelf overgeven aan de gevreesde burgerlijkheid. Een huisje. Een baantje. Wellicht een vrouwtje aan mijn zijde die samen met mij naar een of ander muf ruikend indoor speeltuin wil gaan met ons pasgeboren kind, waarvan we beweren dat het gewild was maar in werkelijkheid een ongelukje was en we het maar vanuit sociale verwachtingen en geen beter alternatief hielden. Ook al zou de angst in mij schreeuwen dat het kind net zoals ik zou worden. Uitgeleefd, bankroet van enige vorm van ambitie en verloren. Geketend in een affaire waar liefde niet het kloppende hart vormde maar een pragmatisme van wat geld, een huis en het gebrek van een alternatief.

Het leven.

Oh.

Het leven.

Het was een vloek, een gift, een krankzinnige schreeuw waar wij nooit aan zouden kunnen ontsnappen. Zelfs na mijn dood zou het mij teisteren, want ik heb ooit bestaan en dat zou ik nooit meer ongedaan kunnen maken.

Malou.

Verrekte Malou.

Wat deed je met mij? Wilde ik je? Of wilde ik simpelweg aangeraakt worden? Was ik aan het ontsnappen in jouw boezem of waren we beide op de vlucht voor de grote vragen van het bestaan door onze ledematen in elkaar te verwikkelen? Kon jij mij vertellen wat ik wilde, wat ik nodig had?

Zoveel vragen.

Zoveel twijfel.

Zoveel onduidelijkheid.

Kon je maar mijn hart simpelweg pakken, want ik zou het zo aan je geven. Het is de twijfel, de twijfel vertel ik je, die me terug liet lopen naar de waanzin. Pakte je maar mijn hand, leidde me naar de rust van het leven, want ik was zelf geen leider, maar een twijfelaar.

Een geboren twijfelaar.

Bestemd om niets te bereiken.

Gecreëerd om niets te weten.

En vervloekt om nooit het volledige uit het leven te kunnen halen, gedoemd om schuimbekkend naar alle mogelijkheden te kijken.


Lees 8.39 gelijk hier

Ontvang elk verhaal elke week via What’s App met een losstaande tekst. Gebruik deze link om je aan te melden.

Wil je in de tussentijd meer lezen? Check dan Kyra’s Adventures, een van de essays die ik onlangs heb gepubliceerd of lees het eerste deel van La speranza è l’ultima a morire. Liever geen verhaal, check dan het archief Losse Woorden of luister de playlist die ik speciaal voor Bob’s Adventures heb opgesteld. 

Foto door: Ethan Stafford