8.42: Laat mij rusten in de warmte van hun vriendschap

Photo by Andie Wheeler

Scroll this

8.41 nog niet gelezen? Geen zorgen, die vind je hier

Nieuw tot het verhaal? Begin dan bij 1.1.


Ik had die dag geen puf om met haar te bekvechten. Ze vond dat ik er voor moest strijden, wat dat ook mocht betekenen, maar met enige irritatie vroeg ik aan haar of ze ook voor mij zou strijden. Simpelweg om ter begrijpen wat ze er nou precies onder verstond, maar in plaats van een concreet antwoord op mijn vraag kreeg ik een blik van beledigde verbazing, een klap in mijn gezicht en het bericht dat ik moest oprotten.

Het was altijd een mysterie gebleven hoe ze, met haar magere lichaam en gebrek aan fysiek beweging, zoveel kracht wist te krijgen in haar rechter hand. Op dat moment wilde ik niet toegeven dat het pijn deed maar ik versnelde simpelweg mijn vertrek uit haar minuscule appartementje, mij opnieuw afvragend of dit de laatste keer zou zijn dat ik haar zou zien. Dat was de vreemde dynamiek die ik met Malou had. Telkens als de deur achter mij sloot kwam de vraag naar boven of die ooit weer voor open zou gaan. Wellicht was het juist deze vurige anticipatie die mij tot haar aantrok. De onwetendheid, de onzekerheid van onze toekomst en het feit dat het elk moment over kon zijn.

Ditmaal sloeg de deur met een knal achter mij dicht. Er hing een kou in de lucht. Ik stopte mijn handen in mijn broekzakken en deed de kraag van mijn jas omhoog. Mijn adem werd gevisualiseerd door een grote transparante wolk die direct door de wind werd afgevoerd naar de vergetelheid. Zonder doel begon ik door de straten van de Amsterdam te lopen, mij afvragend of deze avond een einde van iets zou zijn of simpelweg het begin van iets nieuws.

Ik voelde me nog steeds een vreemde in de stad. Een verstekeling, een misplaatste dwaas. Maar ik moest toegeven dat er een ding sierlijk was aan Amsterdam, en dat was simpelweg dat het een stad was waarin je kon verdwijnen. Alles leek hetzelfde maar tegelijkertijd anders. Ik had geen idee waar ik was, maar op dat moment maakte dat ook niet uit want, terwijl ik verdwaald raakte in het onbekende dwaalden mijn gedachtes naar het pijnlijke bekende.

Damian verscheen maar al te helder in mijn gedachtes. De speelsheid, de vrolijkheid en het optimisme. Ik miste het zo erg en het feit dat zijn aanwezigheid en zijn bestaan voelde als een ander leven en die afstand maakte het alleen maar pijnlijker.

Alles was veranderd.

Ik was veranderd.

Ik keek in de spiegel en herkende mijzelf nog steeds niet maar, deze dagen was het op een andere manier. Een bepaalde disassociatie. Een vervaging. Op een manier dat de vraag naar boven kwam of ik nog een persoon was of enkel nog maar een lege huls van wat ik had kunnen zijn.

Er ontbrak iets.

En er kwam een spotlight op dat gebrek toen Damian eenmaal verdween.

Terwijl ik door de Amsterdamse straten zwierf staarden mijn ogen naar het niets. Mensen passeerden mij maar het enige wat ik kon registreren waren de lichamen die voorbij vlogen. Wellicht was ik ook dat voor hen. Niets meer dan een lichaam, een figurant voor hun eigen toneelstuk des levens. De opvulling voor de achtergrond om de sluier van de leegte te verbergen.

Ik was niet verdrietig, ook al miste ik Damian. Ik was niet boos, omdat het allemaal inmiddels zo ver voelde. Het enige woord wat door mijn hoofd spookten was ‘verloren’. Hoe dan ook, het was een miserabel gevoel. Het pijnlijke besef alsof ik ooit ergens aan had kunnen toebehoren schaterde door mijn hoofd als een sarcastische grap. Het waren de ‘als’en’ en de ‘maren’ die het allemaal lastiger maakten. Als het allemaal misschien net anders was gelopen. Als mijn ogen net even ergens anders hadden gekeken. Als mijn handen misschien vaker hadden omhelst dan hadden weggeduwd.

Oh, het leven was een wreed verschijnsel. Een vloek van de overblijfsels van de verlaten mogelijkheden. Achter alles wat op dat moment was, hing de reflectie van wat het zou kunnen zijn geweest. Een brute herinnering aan onbenutte potentie.

Soms voelde het alsof het tijdens mijn zelfidentificatie mis was gegaan, alsof ik in de wereld was geplaatst als een stille observeerder, mijzelf had verbannen tot een geest. Zonder werkelijke invloed of betekenisvolle interactie, maar een getuigen van het bestaan. Misschien kwam dat gevoel ook door de koude wind die door de straten aan het blazen was en het feit dat de lampen in de verschillende kroegen en restaurants een warme oranje gloed gaven en een aura van warmte en huiselijkheid uitademden. De lachende mensen, de volle tafels gevuld met drank, eten en verbroedering gepaard met de zachte ijskoude regendruppels die langzaam over mijn gezicht gleden en de lege Amsterdamse straten.

Onbewust stond ik stil en staarde door de ruiten verlangend naar de gezelligheid en de warmte. Als een parasitaire voyeur ging ik elke tafel in mijn zicht af. Opzoek naar dat stukje samenhorigheid dat ik kon stelen om de koude regenachtige straten verdraaglijker te maken. Even dwaalden mijn gedachtes af naar wat het allemaal had kunnen zijn. Gezichten werden vervangen door de bekende aanschouwingen van Damian, Kyra en Katie. Ik stelde eventjes Damian voor die luidkeels en vol passie een verhaal aan het vertellen was en de geamuseerde ogen van Kyra en Katie die met enige serieusheid maar ook vreugde naar hem aan het luisteren was. Ik kon niet horen wat hij zei want elk geluid werd overmeesterd door de stortende regen. Maar ze zagen er alle drie wonderbaarlijk uit. Katie prachtiger dan ik haar kon herinneren. Kyra, voldaan en weer volledig terug in haar mysterieuze charisma en Damian, volledig verloren in zijn explosieve levenslust.

Aan de tafel stond er nog een lege stoel. Het bord was onaangeraakt, het glas was leeg en het bestek lang nog perfect in zijn presentatie. Iets in mij wilde dolgraag naar de deur rennen, met geweld open gooien en in mijn natgeregende kleding zonder schaamte naar hen toe sprinten zodat ik ze stuk voor stuk kon omhelzen en kon zeggen dat ik ze misten.

En ik weer even kon rusten in de warmte van hun vriendschap.

Maar het leven was niet zo. Het was maar zelden dat oude bekende terug op jouw pad zouden verschijnen. Het was zeldzaam dat de sterren op de juiste positie stonden zodat het zou regenen met hoognodige toevalligheden. Ik was in een vreemde stad en ik kon zweren dat er even een traan samensmolt met een bittere regendruppel.

Mijn ogen stonden gefixeerd op de tafel en mompelde: ‘’Ik mis je man.’’. Het was op dat moment dat Damian naar mij toekeek en de illusie langzaam vervaagde. Ik realiseerde me dat voor iedereen maar een natgeregende gast was die als een dwaas naar binnen stond te staren. Het gezicht van Damian veranderde naar het gezicht van een vreemde die mij regelrecht aan het aanstaren was. In zijn ogen zat er een combinatie van angst, verwarring en anticipatie.

Ik zuchtte.

Zei vaarwel tegen Damian

En raakte verder verdwaald.


Je bent lekker bezig. Lees nu gelijk even 8.43.

Ontvang elk verhaal elke week via What’s App met een losstaande tekst. Gebruik deze link om je aan te melden.

Wil je in de tussentijd meer lezen? Check dan Kyra’s Adventures, een van de essays die ik onlangs heb gepubliceerd of lees het eerste deel van La speranza è l’ultima a morire. Liever geen verhaal, check dan het archief Losse Woorden of luister de playlist die ik speciaal voor Bob’s Adventures heb opgesteld. 

Foto door: Andie Wheeler