8.17 De jeuk, Freud en waakzaamheid in het onlogische circus genaamd het leven

Photo by Adam Fraser

Scroll this

8.16 nog niet gelezen? Geen zorgen, die vind je hier

Nieuw tot het verhaal? Begin dan bij 1.1.


Het was een sleur. Alles was een sleur. Het werken, de weekenden, elke fractie van mijn vrije tijd. Het was allemaal besmet met de vloek van de eentonigheid. Er gebeurde niets en het water was stil. Iets waar ik zo lang naar zocht, maar toen ik het eenmaal had voelde ik alleen maar deze jeuk aan mijn ziel. Ik was aan het wachten. Op wat precies, dat bleef een mysterie maar ik merkte het aan mijn handen die onrustig op zoek waren naar enige vorm van sensatie. Iets dat even in mijn gezicht zou schreeuwen en mij zou vullen met die mystieke, angstige extase. Ik praatte mijzelf aan dat het niet de chaos was wat mij gek maakte, maar juist de rust en stilte. Want hoe stiller en rustiger mijn leven werd, hoe luider die metaforische schreeuw in mij begon te klinken.

Ik klaagde tegen Layana. Ze had een wijnglas vast en leunde rijkelijk achterover op de bank, met haar voeten nederig geplaatst op de koffietafel. ‘’Het is zo saai. Zo voorspelbaar allemaal. Ik word er gek van.’’ Ik nam een slok van de wijn en wachtte haar reactie af. Ze verloste een sarcastische luidde lach die ze schijnbaar niet in kon houden en voor eventjes zweerde ik dat haar lach zo intens was dat de vlammen van de kaarsen erdoor flikkerde. ‘’Het is ook nooit goed bij jou, hè?’’ Ik gaf haar gelijk. ‘’Ik denk dat ik op deze wereld ben gezet om te klagen.’’ Dat leek haar lichtelijk te vermaken en haar sarcasme veranderde in een vorm van begrip. ‘’Je bent gewoon op een zoektocht, Bob. Dat is goed, maar daar hoort onrust ook bij.’’ En die woorden nam ik maar met mij en probeerde mijzelf ervan te overtuigen dat de onrust goed was.

Melissa zei iets in dezelfde trant toen ik opnieuw begon te klagen tijdens een van onze sessies. ‘’Dat is begrijpelijk.’’ Zei ze. ‘’Je bent zo gewend dat jouw wereld in brand staat dat je nog steeds waakzaam bent. Dat is jouw onrust. Waakzaamheid.’’ Vervolgens haalde ze iets van Freud aan, maar daar verloor ze mijn aandacht en dwaalde ik af in mijn comfortabele grijze wolk. Plotseling had ik zoveel begrip en medeleven in mijn leven, zoveel verzachtende woorden dat ook dat onnatuurlijk voelde. Ik begon me weer als een kind te voelen. Beschermd en in zekere zin behandeld met fluwelen handschoenen, alsof ik niets meer fout kon doen en alles dat ik deed op een bepaalde manier goed was. Ook dat maakte me gek.

Ik concludeerde dat ik simpelweg gek wilde worden. Dat leek de makkelijkste uitweg van dit alles. Het laatste schroefje in mijn hoofd losdraaien en opgaan in de waanzin van mijn subjectiviteit. Het leven van een dakloze clown die teert op de gierende lach van de irrationaliteit en willekeurigheid. Een symbool worden voor wat het leven echt was, een onlogisch circus. Wellicht kon ik daar mijn leven aan wijden maar de vraag over hoe ik dat daadwerkelijk ging doen gooide te veel roet in het plan dat ik het al snel weer verwaarloosde.

In een poging om die existentiële jeuk te krabben spendeerde ik elke vrije minuut die ik had met mijn neus diep verborgen tussen de boeken. Één voor één las ik al Damian’s oude boeken uit. Als een ode verplichte ik mijzelf om tijdens het lezen zijn LP’s op te zetten. Na elk woord dat ik las, na elke toon die door de speakers klonk, begon ik hem ergens beter te begrijpen. Zijn euforie, zijn gecontroleerde levensfilosofie van de wanorde en het geflirt met de rauwere kant van het bestaan. Ja. Het begon meer op zijn plek te komen en tussen de regels door begon ik ook te begrijpen waarom onze vriendschap zo snel opbloeide. Voor ik het wist had ik alles gelezen en geluisterd en als gevolg keerde de jeuk ook direct weer terug. Sterker nog, hij werd erger.

Ik merkte het aan alles. Soms probeerde ik ruzie te maken met Layana. Niet omdat ik boos op haar was of dat ze iets verkeerds had gedaan maar om iets te voelen. De eerste keer werkte het, maar toen ik de volgende dag wakker werd was ik overgenomen door spijt en een knagend gevoel van schuld. Ik verontschuldigde mijzelf en legde uit waar het vandaan kwam. Daarna werd ze al snel immuun voor mijn pogingen van escalatie. Ze begon het zelfs een beetje vermakelijk te vinden. ‘’Bob. Je doet het weer.’’ Zei ze al lachend. ‘’Lieve schat, je moet echt beter jouw best doen.’’ Na die woorden gaf ik het op en zocht ik naar een andere manier om mijzelf te bevrijden van de jeuk. Op het werk liep ik inmiddels al op glad ijs. De goede wil van Olivier was aan het vervagen. Ik merkte het aan zijn woordgebruik, dat opeens strenger en onheilspellender begon te klinken. Plotseling werd ik om mijn oren geslagen met ongevraagde feedback en verbeteringen. Gek was het niet, na mijn capriolen met Tim en de wiet. Lianne verdween langzaam op de achtergrond, soms keek ze mij nog aan maar zodra we oogcontact hadden leek het alsof er een stemmetje in haar hoofd zei dat het niet mocht en keek ze snel weg.

De drang om de jeuk te verdrijven met drank begon weer groter te worden. Maar gelukkig wist ik overeind te houden in plaats van mijzelf weer suf te drinken. Ironisch genoeg trakteerde ik me daarop met een biertje. Ja. De logica was ver te zoeken, maar het was de jeuk. Die verdomde jeuk. In de verte kwam er iets aan. Ik voelde aan. In al die jaren leek ik inmiddels een zesde zintuig voor sensatie te hebben gekregen. Het hing in de lucht, het zat verstopt in de ogen van vreemden en in de eindeloze overgaande toon van de telefoon. Layana vertelde me dat er iemand langs was gekomen opzoek naar mij. Het was een jongen, een paar jaar ouder dan ik, maar haar omschrijving deed geen belletje rinkelen.

‘’Als iemand mij echt nodig heeft, dan krijgen ze mij wel gevonden.’’

Een paar dagen later gaf Layana aan dat hij opnieuw langs was gekomen. Ditmaal met een meer agressieve toon en een sinistere belofte dat hij mij wel zou vinden. Schijnbaar had zijn toon Layana beledigd, want ook in haar stem klonk er een lichte woede. Ze had hem uitgescholden, vertelt dat hij als hij nog een keer langs zou komen hij een glazen vaas, die Layana al lange tijd wilde vervangen, op zijn hoofd zou krijgen en gooide de deur voor zijn neus dicht.

Op dat moment zocht ik er niets achter. Ik had grotere problemen op de loer liggen. De jeuk. Die gekmakende jeuk verlangend naar chaos. Hoe langer het duurde, hoe meer het leek alsof er geen oplossing voor was. Hopeloosheid begon me over te nemen, zo erg dat ik voorstelde aan Layana om drugs te gebruiken. Maar ze wees mijn verzoek af. ‘’Dit keer niet, Bob. Ander keertje.’’ Het enige dat ik kon doen was haar belofte met me meenemen en verder op zoek gaan naar een manier om mijzelf even te verlichten.

Oh,

Want verlichting had ik nodig.


Lees direct even 8.18. Is leuk.

Ontvang elk verhaal elke week via What’s App met een losstaande tekst. Gebruik deze link om je aan te melden.

Wil je in de tussentijd meer lezen? Check dan Kyra’s Adventures, een van de essays die ik onlangs heb gepubliceerd of lees het eerste deel van La speranza è l’ultima a morire. Of luister de playlist die ik speciaal voor Bob’s Adventures heb opgesteld. 

Foto door: Adam Fraser